Aan de oostgevel van het paleis bevindt zich een verzonken deel met parterrevelden dat sinds 1865 bekend staat als de Kronprinzengarten. Grenzend aan de Kronprinzgarten ligt de zogenaamde “Am Keller”-tuin, waarvan de naam is afgeleid van de verhoogde ligging boven de kelder, die waarschijnlijk rond 1700 werd gebouwd en nog steeds bestaat. Dit tuingebied wordt begrensd door een hoefijzervormige arcade, waarin vijf treillage-paviljoens zijn ingevoegd, waarvan het centrale paviljoen in het midden van de boog, dat rond 1950 werd afgebroken, in 2001 werd vervangen door een modern paviljoen met een uitkijkplatform gebaseerd op het historische model.
De sierlijke paviljoens, gebouwd in 1750, zijn kunstig gesneden lattenconstructies die twintig jaar later waarschijnlijk de schilder Johann Wenzel Bergl dienden als sjabloon voor het ontwerp van een van Maria Theresa’s tuinkamers op de begane grond van het paleis. Omstreeks 1770 werd de structuur van de arcade vervangen door een veel weerbestendige ijzeren constructie, die in de 19e eeuw overgroeid was met wilde wingerd.
Het midden van dit tuingebied met zijn prachtige tuinbouwapparatuur toont een driedelig broderieveld rond een achthoekig bassin – een ontwerp dat eind jaren negentig werd herontdekt en gereconstrueerd. Het ingewikkelde patroon, dat doet denken aan borduurwerk, bestaat uit buxus- en perkplanten, met daartussen verschillende gekleurde grofkorrelige zandsoorten. Al in 1770 werden de broderievelden vervangen door een parterre “à l’angloise” vergelijkbaar met de grote parterre, nadat het tuinontwerp was aangepast aan de nieuwe mode.









