Na twee dagen in de Pantanal verbleven te hebben bij een temperatuur van 38 graden, werden we ’s ochtends wakker tijdens een felle regenbui. Deze duurder langer dan verwacht en rond tien uur konden we beginnen met een nieuwe wandeling. Alhoewel de Pantanal vooral bekend staat om zijn vele vogelsoorten zagen we ook een hert en wilde zwijnen, een leuke afwisseling.
Toen we na een uurtje aan een huis arriveerden kwam een oudere man ons tegemoet met een groot kapmes. Voor veel vertrouwen zorgde dat niet, maar hij bleek heel vriendelijk te zijn. Hij nodigde ons uit en gaf allerlei uitleg over de gewassen die in zijn tuin groeiden. Blijkbaar was hij zeer blij om in dit dunbevolkt gebied andere mensen te ontmoeten.
’s Middags was er opnieuw een safari, dit keer per boot. Een schot in de roos vanwege de vele kleurrijke vogels die we zagen, maar ook omdat we op de oever op drie capibara’s stuitten. De capibara is de grootste levende knaagdierensoort en kan 35 tot 66 kilogram zwaar worden. Ze worden circa 1,2 meter lang en hebben een hoogte van ongeveer 60 centimeter. Capibara’s zijn zwaargebouwd met korte stevige poten en hoefachtige klauwen. Hun tenen zijn gedeeltelijk verbonden door zwemvliezen en de neusgaten, ogen en oren staan boven op de kop, zodat het dier ook tijdens het zwemmen kan ruiken, zien en horen.











Omdat onze vorige poging op het vissen niet zo succesvol geweest was, besloot onze gids ons nog een kans te geven. Dit keer was het een schot in de roos: op 45 minuten tijd werden er ongeveer 30 piranha’s gevangen, die ’s avonds dan ook op het menu stonden.