Per boot de grens van een land oversteken is wel heel speciaal en niet geschikt voor mensen met weinig geduld. We vertrokken om 6u45 vanuit het hotel naar de kleine haven van Chau Doc. Na een half uurtje varen met enkele stops om andere passagiers op te pikken kwamen we aan een grootse ‘politiecontrole’. De schippers op onze boot hadden ons al aangemaand om de reddingsvesten aan te doen om in orde te zijn en zonder problemen de controle te passeren. Wat bleek: 1 politieman keek van een meter of vijftig afstand, van op de kade, of alle toeristen hun vest aanhadden … Van een grondige politiecontrole gesproken …
Na nog een uur varen waren we dan uiteindelijk aan de grens van Vietnam aangekomen. Na 45 minuten wachten om alle papieren in orde te maken konden we weer vertrekken. Na 5 minuten varen waren we dan aan de grens van Cambodja beland. Na 40 minuten om opnieuw alle paperassen te controleren en stempels te zetten waren we in Cambodja. Om in Phnom Penh te geraken was het dan nog eens 2u30 varen. Iets langer dan voorzien, want de boot moest stoppen om oververhitting tegen te gaan.

Rond 14 uur arriveerden we in het hotel en na ons opgefrist te hebben waren we klaar om het Tuol Sleng Genocide Museum te bezoeken, een bezoek dat een diepe indruk zou nalaten.

In augustus 1975 werden de vijf gebouwen van de voormalige Chao Ponhea Yat Hogeschool door de Rode Khmer omgebouwd tot gevangenis en ondervragingscentrum. Ze noemden het ‘Security Prison 21’ (S-21) en de school werd aangepast aan de gevangenen: het domein werd volledig omsloten met prikkeldraad, klassen werden ingericht als kleine cellen en martelkamers en alle vensters werden voorzien van ijzeren staven en prikkeldraad om ontsnapping onmogelijk te maken.
Tussen 1975 en 1979 werden er in totaal tussen de 17.000 tot 20.000 mensen gevangen gezet. Op ieder moment zaten er tussen de 1.000 en 1.500 arrestanten in S-21. Ze werden herhaaldelijk gemarteld en gedwongen om namen te noemen van familieleden en vrienden, die dan op hun buurt gearresteerd werden. In de eerste maanden waren de meeste slachtoffers vooral burgers die belangrijke posities hadden in de maatschappij: academici, dokters, soldaten, leraren, studenten, monniken en ingenieurs. Iedereen die kon lezen en schrijven of een bril droeg was verdacht genoeg om opgepakt te worden. Later, door toedoen van vergevorderde paranoia van de partijleiding, werden duizenden partijactivisten en hun familie naar S-21 gebracht en na ondervraging en marteling vermoord op een van de honderden ‘killing fields’. De officiële reden voor hun arrestatie was ‘spionage’. Pol Pot, de leider van de Rode Khmer, zag hen als potentiële aanvoerders van een coup tegen hem en liet ze allemaal ombrengen.
Na aankomst in de gevangenis werden de gevangenen gefotografeerd en gedwongen een uitgebreide autobiografie te geven, van hun kindertijd tot het moment van arrestatie. Daarna werden ze uitgekleed en hun bezittingen in beslag genomen. In de kleine cellen werden de mensen vastgeketend aan de muur, degenen die in de grotere cellen belandden werden samen met anderen vastgezet aan een grote ijzeren staaf. Ze sliepen op de vloer zonder mat, muggennetten of lakens en werden verboden om met elkaar te praten.
Een dag begon om 4u30. Gevangenen werden iedere dag verplicht zich uit te kleden, waarbij de ketens werden gecontroleerd. Bewakers zochten ook naar verborgen zaken waarmee eventueel zelfmoord kon gepleegd worden. In die 4 jaar slaagden enkelen er in om zelfmoord te plegen en werden de cipiers zwaar beschimpt door het regime. Twee maal per dag kregen de veroordeelden 4 kleine lepels rijstpap en waterige soep. Water drinken zonder toestemming te vragen aan de bewakers had een zware afstraffing tot gevolg.
S-21 had strikte regels en het niet naleven van die regels had een ernstige afranseling tot gevolg. Soms werden ze gedwongen om uitwerpselen en urine te drinken. De onhygiënische levensomstandigheden in de gevangenis veroorzaakte huidziekten, luizen, uitslag, ringworm en andere kwalen. Het medische personeel was ongetraind en behandelden de mensen enkel om hen in leven te houden nadat ze gewond waren geraakt tijdens de ondervraging.
De meeste verbleven er 2 tot 3 maanden, maar enkele hooggeplaatste gevangenen werden langere tijd vastgehouden. Binnen twee dagen nadat ze naar S-21 werden gebracht, werden ze meegenomen voor verhoor. Ze werden routinematig geslagen, gemarteld met elektrische schokken, schroeiend hete metalen instrumenten en gewurgd tot ze nog amper leefden. Anderen werden gesneden met messen of verstikt met plastic zakken. Andere methoden om tot een bekentenis te komen was het uittrekken van vingernagels terwijl er alcohol op de wonden gegoten werd. Ook werd een natte doek over het gezicht geplaatst, de zogenaamde ‘waterboarding-techniek’. Alhoewel veel mensen stierven tijdens de marteling werd het doden van hen ontmoedigd. De Rode Khmer had hun bekentenis namelijk nodig om anderen op te pakken. Er zijn echter bewijzen dat de ‘Medische Dienst’ ten minste 100 mensen om het leven bracht door hen dood te laten bloeden. Anderen werden opengesneden en zonder verdoving van hun organen ontdaan. Sommigen werden aan intraveneuze pompen gelegd: iedere druppel bloed werd uit het lichaam gehaald om te zien hoe lang ze het zouden overleven. De lastige gevangenen werden gevild.
Typische bekentenissen bestonden uit duizenden woorden waarin de persoon ware gebeurtenissen zou verweven met denkbeeldige verhalen van hun spionageactiviteiten voor de CIA, KGB of Vietnam. Fysieke marteling werd gecombineerd met slaaptekort en opzettelijke verwaarlozing. Er wordt aangenomen dat de overgrote meerderheid van de slachtoffers onschuldig was van de aanklachten tegen hen. Ze bekenden simpelweg om niet meer gefolterd te worden.
Tijdens het eerste jaar van het bestaan van S-21 werden lichamen begraven in de buurt van de gevangenis. Tegen het einde van 1976 was er geen plaats meer en werden de veroordeelden en hun families meegenomen naar het vernietigingskamp van Choeung Ek. Daar werden ze vermoord door mishandeling met ijzeren staven, houwelen, machetes, bajonetten en vele andere geïmproviseerde wapens als gevolg van schaarste en de hoge prijs van munitie. Nadat ze waren geëxecuteerd begroeven de soldaten hen in massagraven van 6 tot 120 personen.
De overgrote meerderheid van de slachtoffers van S-21 was Cambodjaans. Sommigen waren echter afkomstig uit het buitenland: 31 Thai, 1 Laotiaan, 1 Brit, 4 Fransen, 2 Amerikanen, 1 Nieuw-Zeelander, 2 Australiërs, 1 Indonesiër, 1 Canadees en vele Indiërs en Pakistanen werden ook gevangen genomen. Zo goed als alle niet-Cambodjanen hadden begin mei 1975 het land verlaten. De weinigen die bleven werden door de Rode Khmer gezien als veiligheidsrisico’s. Niemand van hen overleefde de passage door S-21.
De Brit John D. Dewhirst zeilde op 13 augustus 1978 met zijn Nieuw-Zeelandse metgezel Kerry Hamill en hun Canadese vriend Stuart Glass door Vietnam toen hun boot per ongeluk in Cambodjaanse wateren afdreef. Ze werden onderschept door patrouilleboten van de Rode Khmer en opgepakt. Glass werd tijdens de arrestatie gedood, Dewhirst en Hamill stierven na maandenlange folteringen. Een van de laatste buitenlandse gevangenen die omkwam was de Amerikaan Michael Deeds, die samen met zijn vriend Christopher Delance gevangen genomen werd tijdens het varen van Singapore naar Hawaï. Zijn bekentenis werd een week voor het Vietnamese leger Cambodja binnenviel en de Rode Khmer verdreef ondertekend. In 1989 reisde de broer van Deeds naar Phnom Penh om overblijfselen van Michael te vinden, maar was niet succesvol. Op 3 september 2012 werd er echter een foto gevonden met het portret van Delance tussen duizenden andere foto’s van slachtoffers, dus was er geen twijfel meer mogelijk.
De gevangenis had een personeelsbestand van 1.720 mensen. Hiervan waren er ongeveer 300 kantoorpersoneel, interne medewerkers en ondervragers. De overige 1.400 waren algemene werknemers, met inbegrip van mensen die voedsel verbouwden voor de gevangenis. Een aantal van deze arbeiders waren kinderen uit de gevangen gezette gezinnen. De chef van de gevangenis was Khang Khek Ieu (ook bekend als Kameraad Duch), een voormalige wiskundeleraar die nauw samenwerkte met Pol Pot. Andere leidinggevende figuren van S-21 waren Kim Vat aka Ho (plaatsvervangend hoofd van S-21), Peng (chef van bewakers), Mam Nai aka Chan (chef van de Ondervragingsunit), en Tang Sin Hean aka Pon (ondervrager). Pon was de persoon die belangrijke mensen op het rooster legde.
De documentatiedienst was verantwoordelijk voor het neerschrijven van de op band opgenomen bekentenissen, het typen van de handgeschreven notities van bekentenissen van gevangenen, het opstellen van samenvattingen van bekentenissen en onderhouden van bestanden. In de fotografiedienst namen werknemers foto’s van gevangenen toen ze aankwamen, foto’s van gevangenen die in detentie waren gestorven en foto’s van belangrijke gevangenen nadat ze werden geëxecuteerd. Duizenden foto’s zijn ontdekt maar tienduizenden zijn nog steeds niet gevonden.
De defensie-eenheid was de grootste eenheid in S-21. De bewakers in deze eenheid waren vooral tieners. Velen van hen vonden de strikte regels moeilijk te gehoorzamen. Bewakers werd niet toegestaan om met gevangenen te praten of om hun namen te leren. Het was verboden om af te luisteren tijdens ondervragingen, en er werd van hen verwacht dat ze 30 strikte regels volgden. Zitten of leunen tijdens hun dienst was verboden. Bewakers die ernstige fouten maakten werden gearresteerd, ondervraagd, gevangen genomen en ter dood gebracht. Het merendeel van de mensen werkzaam bij S-21 waren doodsbang om fouten te maken en vreesden gemarteld en gedood te worden.
De ondervragingseenheid werd opgesplitst in drie afzonderlijke groepen. Krom Noyobai of politieke eenheid, Krom Kdao of ‘hete’ eenheid en Krom Angkiem of ‘koude’-eenheid. De hete eenheid (ook wel de wrede eenheid) werd toegestaan om marteling te gebruiken . De koude eenheid (ook wel de zachte eenheid) werd verboden gebruik te maken van marteling om bekentenissen te verkrijgen. Als ze er niet in slaagden gevangenen te laten bekennen, zouden zij hen over dragen aan de hete eenheid. De koude-eenheid behandelde moeilijke en belangrijke zaken. Degenen die als ondervragers werkten waren geletterd en meestal twintigers.
Toen gevangenen naar S-21 werden gebracht, werden ze bewust gemaakt van tien regels die zij moesten volgen tijdens hun opsluiting.
1. U moet mijn vraag beantwoorden. Ga ze niet uit de weg.
2. Probeer niet om feiten te verdoezelen. Het is het ten strengste verboden om mij tegen te spreken.
3. Wees niet dwaas want u bent iemand die de revolutie probeert te dwarsbomen.
4. U moet mijn vragen onmiddellijk beantwoorden zonder tijd te verspillen en na te denken.
5. Zeg me niets over de essentie van de revolutie.
6. U mag niet huilen tijdens het ontvangen van zweepslagen of elektrische schokken.
7. Doe niets, zit stil en wacht op mijn bevel. Als er geen orde is, zwijg. Als ik je vraag om iets te doen, doe het meteen zonder protesteren.
8. Maak geen excuses over Kampuchea Krom om uw geheimen te verbergen.
9. Als u de bovenstaande regels niet gehoorzaamt zal u veel zweepslagen krijgen.
10. Als u een van mijn regels niet gehoorzaamt, zal u tien zweepslagen of vijf elektrische schokken ontvangen.
Tijdens zijn getuigenis aan het Rode Khmer-tribunaal op 27 april 2009, beweerde Kameraad Duch dat de 10 veiligheidsvoorschriften een verzinsel waren van de Vietnamese ambtenaren die het Tuol Sleng Genocide Museum open stelden voor het publiek.
Van de naar schatting 17.000 à 20.000 gevangenen in Tuol Sleng, waren er slechts twaalf bekende overlevenden. Sinds september 2011, zouden er nog slechts drie in leven zijn. Chum Mey, Bou Meng, en Chim Math. Alle drie werden in leven gehouden omdat ze vaardigheden hadden die volgens hun ontvoerders bruikbaar waren. Bou Meng, wiens vrouw werd gedood in de gevangenis, is een kunstenaar. Chum Mey, wiens vrouw en zoon in S-21 vermoord werden, werd in leven gehouden vanwege zijn vaardigheden in het repareren van machines. Chim Math was er slechts 2 weken en werd daarna overgebracht naar het nabijgelegen Prey Sar gevangenis. Ze werd gespaard omdat ze van de wijk Stoeung in Kampong Thom afkomstig was, dezelfde wijk waar Kameraad Duch geboren werd. Vann Nath, die werd gespaard vanwege zijn vermogen om te schilderen, overleed op 5 september 2011.

In 1979, na het verdrijven van de Rode Khmer, was Hồ Văn Tây, een Vietnamese oorlogsfotograaf, de eerste journalist die de toestand in S-21 aan de wereld toonde. Van Tay en zijn collega’s volgden de stank van rottende lijken aan de poorten van Tuol Sleng. De foto’s van Hồ documenteren wat hij zag toen hij de site binnentrad.
De gebouwen van Tuol Sleng zijn bewaard gebleven zoals de Rode Khmer ze achtergelaten hebben toen ze in 1979 werden verdreven. Verschillende zalen van het museum zijn nu bekleed, van vloer tot plafond, met zwart-wit foto’s van een aantal van de naar schatting 18.000 gevangenen.
De site heeft vier hoofdgebouwen, bekend als Gebouw A, B, C en D. In gebouw A staan de grote cellen waarin de lichamen van de laatste slachtoffers werden ontdekt. In gebouw B hangen de foto’s van de gevangenen. In gebouw C zijn kamers onderverdeeld in kleine cellen. In gebouw D staan andere memorabilia inclusief martelwerktuigen.
Sommige kamers bevatten slechts een roestend ijzeren bedframe met een zwart-wit foto van de kamer zoals ze werd gevonden door de Vietnamezen. Op elke foto zie je het verminkte lichaam van een gevangene geketend aan het bed, gedood door zijn vluchtende ontvoerders enige uren voordat de gevangenis werd bevrijd. In andere ruimtes zijn voetboeien en martelwerktuigen te vinden. Ze worden begeleid door schilderijen van oud-gevangene Vann Nath die mensen laten zien die werden gemarteld.
Op de dag van ons bezoek was een oudere, glimlachende man boeken aan het signeren. Onze gids vertelde ons dat het Chum Mey was, een van de drie resterende overlevenden. Zo goed als iedere dag is hij aanwezig om met toeristen op de foto te gaan en zijn boek te signeren. Nu heb ik alle respect voor de vriendelijke man en wil ik niet weten wat hij allemaal meegemaakt en gezien heeft in Tuol Sleng, maar op de foto gaan met toeristen en je boek signeren op de plek waar je zoon en vrouw vermoord zijn … Dat kan ik dus niet begrijpen. Dat hij dan ook nog zat te leuren met zijn boek was er volledig over.
Diep onder de indruk van de geschiedenis en de afschuwelijke zaken die we gezien hadden gingen we terug naar het hotel en hielden ons hart vast voor de volgende dag: een bezoek aan de ‘velden des doods’, beter bekend als de ‘killing fields’, waar we zo mogelijk nog ergere dingen zouden zien.
Terwijl we ’s avonds te voet naar het restaurant stapten begon er ineens een groot vuurwerk boven ons af te gaan. Het was vandaag blijkbaar Nationale Feestdag, wat reden gaf voor de bevolking om massaal op straat te komen. We waren niet alleen die avond.