De Glyptothek is een museum gebouwd tijdens het bewind van Ludwig I voor de verzameling van oude sculpturen en werd gebouwd van 1816 tot 1830 volgens de plannen van Leo von Klenze op de Königsplatz in München.
De Glyptothek heeft sculpturen, mozaïeken en reliëfs uit de archaïsche periode (ca. 650 voor Christus) tot de laat-Romeinse periode (ca. 550 na Christus). Sommige sculpturen waren al lang in het bezit van de familie Wittelsbach, bijvoorbeeld ‘De dronken oude vrouw’ was een geschenk aan keurvorst Johann Wilhelm von der Pfalz. De collectie gaat echter vooral terug op koning Ludwig I, die als kroonprins in 1804 systematisch begon met het verwerven van antieke sculpturen. Zijn vader begreep dat niet. “Mijn gekke zoon wil weer geld uitgeven, dat weet ik zeker, om oude rommel te kopen, en hij hoopt van dit ras van bierdrinkers Grieken en Romeinen te maken”, typeerde Max I Joseph de hobby van de erfgenaam van de troon in een brief. Ludwig’s kunstagent Johann Martin von Wagner verwierf in 1813 de Barberijnse faun in Rome en in hetzelfde jaar in Griekenland de gevelfiguren van de Aphaia-tempel in Aegina, de zogenaamde Aeginaten. Leo von Klenze kocht de portretten van de godin Eirene en Diomedes gevonden in Rome in Parijs in 1815/16, terwijl Ludwig zelf Ilioneus verwierf uit de collectie van keizer Rudolf II in Praag in 1814 in Wenen. Een beeld dat mogelijk de smidgod Hephaestus voorstelt, is de zogenaamde koning van München, die Ludwig I in 1815 in Parijs verwierf uit de Albani-collectie. Ludwig ging juridisch pedant te werk, er waren altijd geldige exportdocumenten: een voorbeeld is de Barberijnse faun, waarvan de verwerving tien jaar aansleepte. Later werden verdere aankopen gedaan, bijvoorbeeld de Apollo von Tenea in 1853 en de zogenaamde München Kouros in 1909 in de Glyptothek. De al even beroemde Esquilin discuswerper (Myron discuswerper), gekocht in 1938, moest tien jaar later onder druk van de Amerikaanse bezettingsmacht worden teruggebracht naar Italië.

































