De verplaatsing van Ho Chi Minh City naar Can Tho was slechts 125 km, maar toch deden we er door diverse boottochten en stops de volledige dag over:
We stopten bij een steenbakkerij waar bakstenen gemaakt werden voor de plaatselijke bevolking. Heel goedkoop, maar de kwaliteit laat veel te wensen over. Na een aantal jaren beginnen de stenen te verkruimelen en moeten de muren volledig heropgebouwd worden.
Via de boot ging het naar een kokosplantage waar het personeel met gevaar voor lijf en leden de kokosnoten pelden en opensneden.
Een plaats waar kokossnoepjes gemaakt worden mocht uiteraard ook niet ontbreken. We proefden uitgebreid en kregen bovendien lekker vers fruit voorgeschoteld.
Als laatste bezochten we een plaats waar allerlei zaken gevlochten werden: matten, manden, hoedjes en andere prullaria. Een oudere man met 1 been was op zijn gemakje matten aan het weven. Blijkbaar was hij zijn been verloren in de oorlog en had hij daarna 10 jaar in de gevangenis gezeten omdat hij streed aan de zijde van de Vietcong.
’s Middags bracht een soort tuktuk/brommer/taxi/bestelwagen (u mag zelf kiezen hoe dit ding heet) ons naar een restaurantje waar we in open lucht een olifantenoorvis geserveerd kregen. Degene die de naam uitvond moet dronken geweest zijn want het leek er in de verste verte niet op. Het zag er ronduit bloeddorstig en wansmakelijk uit maar het was best lekker.

Na de tocht met de roeiboot en de boot stapten we in de bus om naar Can Tho te rijden. Sommige brommertjes die we passeerden waren beladen met zaken die wij nog niet met onze auto zouden vervoeren: boomstammen of een halve fruitmarkt, je kan het zo gek niet bedenken. Ook is het een kunst om als koppel je kinderen vervoeren. 1 kind: geen probleem. 2 kinderen: geen probleem. 3 kinderen: nog steeds geen probleem. Vietnamezen zijn niet van de grootste, maar het is een grappig schouwspel om op 1 brommer twee volwassenen en 3 kinderen te zien zitten.
