Van de Ming Dynastie (1368-1644) tot de Qing Dynastie (1644-1912) was de Verboden Stad bijna 500 jaar lang het hart van China. De Verboden Stad, ten noorden van het Tiananmen Plein in historisch Bejing, is een complex van 980 gebouwen, omheind door een hoge, dikke muur en een brede gracht. Bovenaan de muur staan op elke hoek uitkijkposten die tot ver over Beijing zicht hebben. De stad heeft in totaal vier poorten, één in elke windrichting. Deze verschaffen toegang tot het mysterieuze rijk dat erachter schuilt.
Toen keizer Yongle (1360-1424) de bouw in 1406 startte, wilde hij een rijk scheppen dat onafhankelijk van Beijing stond. Het was een imponerend fort en machtscentrum voor de keizer. Hier was hij veilig voor moordlustige vijanden en kon hij zijn land regeren. Niemand zou de stad zonder toestemming in of uit kunnen gaan.
De Verboden Stad was bijna 500 jaar lang een stad in een stad. Het volk mocht niet naar binnen en de inwoners van de stad mochten niet naar buiten. Dankzij de indeling van de stad zelf was het mogelijk de inwoners te verdelen in twee groepen. Zo was er het Buitenhof dat bestond uit de woningen van de bedienden van de keizer en de overige bewoners die niet tot de keizerlijke familie behoorden. Dit was om te zorgen dat de Verboden Stad autarkisch kon functioneren. Zo had de stad winkels en scholen. Hier zijn de Poort van de Opperste Harmonie en de Hal van de Opperste Harmonie te vinden.
Het Binnenhof was exclusief voor de keizer, zijn familie en de hoogste politieke ambtenaren. Om tot deze groep te behoren, moesten Chinese ambtenaren een jarenlange opleiding volgen en een zwaar staatsexamen afleggen. Naast het keizerlijk paleis, een kopie van de Hal van de Opperste Harmonie, maar dan kleiner, bevonden zich de vertrekken van de concubines en de keizerlijke tuinen.
Hoewel de bewoners van het Buitenhof nog een relatief normaal leven konden leiden – zij werkten in een winkel en de kinderen konden naar school –, leidden de leden van de keizerlijke familie een geïsoleerd bestaan. Alleen de keizer en hoge ambtenaren hadden regelmatig contact met de buitenwereld.
Ieder lid van de keizerlijke familie stond onder constant toezicht van eunuchen en ambtenaren. Niemand had enige privacy. De keizer en zijn directe familie moesten zich houden aan verschillende verplichtingen en hun leven werd gevuld met belangrijke tradities die bepaalden wat zij wanneer moesten doen. Zo bleef het eeuwenlang, totdat de keizerlijke macht in 1912 werd gebroken.
In 1912 verloor de Verboden Stad zijn functie als politiek centrum. China veranderde in een republiek als nasleep van de Xinhai Revolutie (1911). De laatste Chinese keizer Puyi (1906-1967) was destijds zes jaar oud. Hij moest verplicht binnen de muren van de stad blijven en was zijn politieke macht kwijt. In 1924 verbande de nieuwe Chinese regering Puyi uit de stad en riep de Verboden Stad officieel uit tot een museum.
De Verboden Stad ging een chaotische tijd tegemoet. Door de vele burgeroorlogen en later de Tweede Wereldoorlog zijn verschillende artefacten gestolen of vernietigd. Rebellen beschadigden grote delen van de stad en vooral het keizerlijk paleis was een geliefd doelwit. Gedurende de Culturele Revolutie (1966-1976) sloot premier Zhou Enlai (1898-1976) de stad volledig af om deze zo te beschermen tegen de Rode Garde.
Pas na de dood van Mao Zedong (1893-1976) kwam het historisch monument weer in rustiger vaarwater terecht. De stad begon weer te functioneren als museum voor het Chinese volk.
Forbidden City, also known as the Palace Museum, and Gu Gong in Chinese, lies at the city center of Beijing, and once served as the imperial palace for 24 emperors during the Ming and Qing Dynasties (1368 – 1911). It was first built throughout 14 years during the reign of Emperor Chengzu in the Ming Dynasty (1368-1644). Ancient Chinese Astronomers believed that the Purple Star (Polaris) was in the center of heaven and the Heavenly Emperor lived in the Purple Palace. The Palace for the emperor on earth was so called the Purple City. It was forbidden to enter without special permission of the emperor. Hence its name ‘The Purple Forbidden City’, usually ‘The Forbidden City’.
Now known as the Palace Museum, it is to the north of Tiananmen Square. Rectangular in shape, it is the world’s largest palace complex and covers 74 hectares. Surrounded by a 52-meter-wide moat and a 10-meter-high wall are more than 8,700 rooms. The wall has a gate on each side. The distance between the south Meridian Gate (Wumen) and the north Gate of Divine Prowess (Shenwumen) is 961 meters (1,051 yards), while the distance between the east and west gates is 753 meters (823 yards). There are unique and delicately structured towers on each of the four corners of the curtain wall. These afford views over both the palace and the city outside.
The Forbidden City is divided into two parts. The southern section, or the Outer Court was where the emperor exercised his supreme power over the nation. The northern section, or the Inner Court was where he lived with his royal family.
Until 1924 when the last emperor of China was driven from the Inner Court, fourteen emperors of the Ming dynasty and ten emperors of the Qing dynasty had reigned here. Having been the imperial palace for some five centuries, Forbidden City houses numerous rare treasures and curiosities. Listed by UNESCO as a World Cultural Heritage Site in 1987, the Palace Museum is now one of the most popular tourist attractions world-wide.
Construction of the palace complex began in 1407, the 5th year of the Yongle reign of the third emperor (Emperor Chengzu, Zhu Di) of the Ming dynasty. It was completed fourteen years later in 1420, and then the capital city was moved from Nanjing to Beijing the next year. It was said that a million workers including one hundred thousand artisans were driven into the long-term hard labor. Stone needed was quarried from Fangshan District. It was said a well was dug every fifty meters along the road in order to pour water onto the road in winter to slide huge stones on ice into the city. Huge amounts of timber and other materials were freighted from faraway provinces.
Ancient Chinese people displayed their very considerable skills in building the Forbidden City. Take the grand red city wall for example. It has an 8.6 meters wide base reducing to 6.66 meters wide at the top. The angular shape of the wall totally frustrates attempts to climb it. The bricks were made from white lime and glutinous rice while the cement is made from glutinous rice and egg whites. These incredible materials make the wall extraordinarily strong.
Since yellow is the symbol of the royal family, it is the dominant color in it. Roofs are built with yellow glazed tiles; decorations in the palace are painted yellow; even the bricks on the ground are made yellow by a special process. However, there is one exception. Wenyuange, the royal library, has a black roof. The reason is that it was believed black represented water then and could extinguish fire.
Nowadays, Forbidden City is open to tourists from home and abroad. Splendid painted decoration on these royal architectural wonders, the grand and deluxe halls, with their surprisingly magnificent treasures will certainly satisfy ‘modern civilians’.