Het symbool van Krakau is de Wawelheuvel met het gigantische kasteel en de kathedraal. Bij onze eerste passage in Krakau hadden we de heuvel nog niet beklommen en vandaag was het ideale moment.






Het Koninklijke Kasteel van Wawel heeft een totale oppervlakte van 7.040 m². Tussen de 7e en 8e eeuw zijn de Wislanen begonnen om een houten fort op de Wawelheuvel te bouwen. Dit verdedigingswerk werd omringd door wallen van hout, steen en aarde. De vroegste restanten van een stenen burcht dat tijdens archeologisch onderzoek op de deze heuvel zijn aangetroffen dateren uit de 10e of 11e eeuw, een periode waarin de eerste Poolse koningen zich vestigden in Krakau. In de 12e eeuw werd hier een paleis gebouwd, dat in de 14e eeuw plaats moest maken voor een gotische kasteel. Tussen 1257 en 1300 werd het gehele complex in opdracht van Wladislaus de Korte gemoderniseerd met nieuwe verdedigingsmuren. In 1265 werd begonnen met de bouwwerkzaamheden voor het kasteel. In 1386 werd het kasteel door het huwelijk tussen koningin Hedwig van Polen en de Litouwse prins Władysław II Jagiełło de zetel van het huis Jagiello. Na de Slag bij Tannenberg werden 51 ridders van de Duitse Orde in het kasteel gevangen gehouden.







Tijdens de 16e eeuw liet Sigismund I van Polen het kasteel door de Italiaanse architect Bartolommeo Berrecci tot een renaissancepaleis renoveren. Sigismund II August van Polen liet de paleismuren met speciaal ontworpen, met gouddraad versierde Vlaamse tapijten (gemaakt in Brussel) decoreren. In 1595 brandde het noordoostelijke deel van het kasteel. Sigismund III van Polen was verantwoordelijk voor de herstelwerkzaamheden.








Sigismund III maakte in 1609 Warschau de hoofdstad van zijn koninkrijk. Dit had grote gevolgen voor het kasteel, dat in die periode verwaarloosd werd. De Zweedse invasies van 1655–1657 en 1702 droegen bij aan de verdere achteruitgang van het kasteel. In 1655 werd het kasteel namelijk door de Zweden geplunderd en in 1702 raakte het interieur zwaar beschadigd door een brand. In 1794 bezette het Pruisische leger het kasteel waarbij koninklijke insignes werden gestolen. Na de Derde Poolse Deling werd een groot deel van het kasteel door de Oostenrijkers gesloopt en het overgebleven gedeelte werd gemoderniseerd met nieuwe verdedigingswerken. Ook het interieur van het kasteel werd veranderd en in de tweede helft van de 19e eeuw werd het kasteel opnieuw gemoderniseerd als onderdeel van een fortensysteem rondom Krakau.







Het kasteel is tot 1905 gebruikt als kazerne, waarna het in opdracht van Frans Jozef I van Oostenrijk is gerenoveerd. Na de Eerste Wereldoorlog werd het kasteel de officiële residentie van de gouverneur en later zelfs van de president van de Nieuwe Poolse republiek. Ook werd in 1918 een deel van het kasteel tot Nationaal Museum omgevormd en werd een project opgestart om de koninklijke schatten naar het kasteel terug te halen. De architect Józef Polkowski werd ingehuurd om het kasteel opnieuw te renoveren. In augustus 1939 werden voorbereidingen getroffen om de koninklijke schatten op geheime locaties te verbergen. Voor deze geheime operatie werden twintig speciale metalen kisten en zeven lange metalen cilinders voor de tapijten gemaakt. De schatten werden op 3 september 1939 geëvacueerd. Tijdens de Duitse bezetting van Polen werd het kasteel gebruikt door gouverneur-generaal Hans Frank.










Uit de vroege periode van de geschiedenis van de Wawel stamt de populaire en blijvende Poolse mythe van de Wawel-draak. Tegenwoordig wordt het herdacht op de lagere hellingen van de Wawel-heuvel, waar bij de rivier een modern vuurspuwend metalen beeld van de draak staat. Het standbeeld staat voor Smocza Jama (het Drakenhol), een van de kalksteengrotten verspreid over de heuvel. De draak, Smok Wawelski, was een mytisch beest dat zogenaamd de lokale gemeenschap terroriseerde door hun schapen en lokale maagden te eten, voordat het (volgens één versie) heldhaftig werd gedood door Krakus, een legendarische Poolse prins, die daarna de stad Krakau stichtte en zijn paleis bouwde boven het hol van de gedode draak. De oudst bekende literaire verwijzing naar de Wawel-draak stamt uit de 12e eeuw.
De Schatkamer, gevestigd in de historische gotische kamers die vanaf de 15e eeuw werden gebruikt voor het opbergen van de Poolse kroningsinsignes en kroonjuwelen, toont onschatbare voorwerpen uit de voormalige schatkist die de plunderingen hebben overleefd, waaronder de memorabilia van Poolse vorsten, leden van hun families en vooraanstaande personages, zoals de hoed en het zwaard die de paus na de Slag om Wenen aan Johannes III Sobieski gaf, evenals het kroningszwaard Szczerbiec.








In februari 2021 werd een uniek 16e-eeuws kinderharnas van de Poolse koning Sigismund Augustus officieel door Hongarije teruggegeven aan Polen en wordt nu bewaard in de collecties van het Wawel-kasteel. Sinds de Eerste Wereldoorlog werd het bewaard in het Museum voor Schone Kunsten in Boedapest.





Op de plaats van de huidige kathedraal stonden eerder twee voorgangers: de Sint-Wenceslauskathedraal uit 1020 (verwoest in 1038 door de Boheemse hertog Břetislav I) en de in 1142 ingewijde kathedraal met het graf van de heilige bisschop Stanislaus. Deze werd in 1305 door brand verwoest. Alleen de Sint-Leonarduscrypte en het onderste deel van de zuidelijke toren bleven tot de dag van vandaag bewaard. Enige jaren later startte bisschop Nanker de bouw van een gotische kathedraal. De inwijding van de nieuwe kerk vond plaats op 28 maart 1364.
Omdat Krakau tot 1609 de hoofdstad van Polen was en op de Wawelheuvel de koninklijke residentie stond, diende de kathedraal eveneens als hof- en grafkerk van Poolse vorsten.







In de tweede helft van de 14e eeuw werd de Sigismund-klokkentoren als deel van de vesting gebouwd.
Na de middeleeuwen werden aan de kathedraal meerdere kapellen toegevoegd. Op de zuidelijke zijde van de kathedraal bouwde Bartholomeo Berrecci uit Florence in opdracht van koning Sigismund de beroemde Sigismund-kapel (1517-1533). Hier bevinden zich de graven van koning Sigismund I, zijn kinderen, koning Sigismund II en zijn vrouw Anna. In de 17e eeuw werd het mausoleum van de heilige Stanislaus opgericht.




Voor het huidige aanzien van de kathedraal speelde een renovatie in de jaren 1895-1910 een grote rol. Naast de renovatie werden een aantal barokke elementen van de kerk verwijderd. Eveneens werden nieuwe werken toegevoegd zoals de koninklijke en bisschoppelijke sarcofagen, schilderijen en glas-in-loodvensters.
Centraal in de kathedraal staat het mausoleum van Sint-Stanislaus, de bisschop van Krakau die werd vermoord door koning Boleslav II. Het mausoleum heeft een gouden koepel met op de hoeken van de koepel de bronzen beelden van de evangelisten. Op elke hoek bevinden zich aan de pijlers telkens twee beelden van Poolse patroonheiligen. De zilveren schrijn (1670) onder de koepel werd gemaakt door Peter von der Rennen, een goudsmid uit Danzig. De schrijn wordt gedragen door knielende engelen en heeft twaalf reliëfs met voorstellingen over het leven en de wonderen van de heilige. De marmeren graven van vier Krakause geestelijken uit de 17e eeuw omringen de schrijn van hun heilige voorganger.
Om de kathedraal rijgen zich achttien met kunstschatten afgeladen kapellen aaneen. Een van de meest bezienswaardige kapellen is de kapel van het Heilig Kruis (de eerste kapel rechts van de hoofdingang). Hier bevinden zich de koninklijke tombe van koning Casimir IV uit 1492, een drieluik van Onze-Lieve-Vrouw van Smarten daterend uit het vierde kwart van de 15e eeuw, een drieluik van de Heilige Drievuldigheid uit 1467 en het pronkvolle 18e-eeuwse grafmonument van bisschop Cajetan Sołtyka. De muren en het gewelf zijn geheel beschilderd met heiligen.



De Sigismundkapel is de rustplaats van de laatste leden van het Huis Jagiello. Deze kapel werd in 1519-1533 gebouwd door Bartolomeo Berrecci in opdracht van koning Sigismund I en geldt als een van de mooiste voorbeelden van Toscaanse renaissance ten noorden van de Alpen.



Het witte grafmonument van carraramarmer voor de heilige koningin Hedwig bevindt zich tussen de pilaren in het midden van de zuidelijke beuk.
De crypte onder de Wawelkathedraal bevat de graven van Poolse koningen, nationale helden, generaals en revolutionairen, waaronder heersers van het Pools-Litouwse Gemenebest zoals Jan III Sobieski en zijn gemalin Maria Kazimira; de stoffelijke resten van Tadeusz Kościuszko, de leider van een Poolse nationale opstand en brigadegeneraal in de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog; Władysław Sikorski, premier van de Poolse regering in ballingschap en opperbevelhebber van de Poolse strijdkrachten en Maarschalk Józef Piłsudski, stichter van de Tweede Poolse Republiek. Paus Johannes Paulus II vierde zijn eerste mis in de crypte. Hij overwoog ook om op een bepaald moment in de Wawel-kathedraal begraven te worden, terwijl sommige mensen in Polen hadden gehoopt dat, volgens oud gebruik, zijn hart daarheen zou worden gebracht en bewaard naast de overblijfselen van de grote Poolse heersers. (Johannes Paulus II werd in plaats daarvan begraven onder de Sint-Pietersbasiliek, de pauselijke begraafplaats).








Na het bezoek aan de kathedraal waren we net op tijd om nog een bezoekje te brengen aan het Aartsbisschoppelijk Museum, gevestigd in de voormalige residentie van kardinaal Karol Wojtyła, die later paus Johannes Paulus II werd. Het museum bevindt zich in de huizen nummer 19 tot 21 aan de Kanonicza-straat. Deze locatie is niet alleen van belang vanwege de historische waarde, maar ook vanwege de verbinding met een van de meest invloedrijke figuren in de katholieke kerk.
De collectie van het museum bevat persoonlijke voorwerpen die toebehoorden aan Karol Wojtyła. Deze items worden tentoongesteld in de kamers waar hij ooit woonde, wat een uniek inzicht geeft in zijn leven en werk. Naast de persoonlijke bezittingen van Karol Wojtyła, toont het museum ook een collectie sacrale kunst uit de 13e tot de 20e eeuw. Dit omvat schilderijen, sculpturen en handwerken uit de regio van het aartsbisdom Krakau.













