Dag 9: Wroclaw – Krakau

Dag 9: Wroclaw – Krakau

Deze dag stond in het teken van misschien wel de meest beruchte en gevreesde plaats die we deze reis zouden bezoeken: Auschwitz-Birkenau. Auschwitz was een concentratiekampcomplex dat tijdens de Tweede Wereldoorlog door nazi-Duitsland rondom de Poolse stad Oświęcim (Duits: Auschwitz) in het geannexeerde deel van Polen werd opgezet. Auschwitz was het grootste van alle Duitse concentratiekampen en bestond aan het einde van de oorlog uit Auschwitz I (het basiskamp (Duits: Stammlager) ten zuidwesten van de stad), Auschwitz II-Birkenau (het Vernichtungslager (vernietigingskamp) ten westen van de stad), Auschwitz III-Monowitz (een werkkamp ten oosten van de stad bij de IG Farben-fabriek) en tevens tientallen subkampen.

Ongeveer 1,3 miljoen mensen werden naar Auschwitz gedeporteerd. Van hen zijn er ongeveer 1,1 miljoen om het leven gekomen; het grootste deel van de slachtoffers werd vergast.

De naam Auschwitz is symbolisch geworden voor de vernietigings- en concentratiekampen van de Duitse nationaalsocialisten die op vele plaatsen in Duits bezet Europa werden gebouwd tijdens de Tweede Wereldoorlog. Miljoenen mensen, merendeels Joden, maar ook personen die tot andere etnische minderheden behoorden en politieke gevangenen zijn in dergelijke kampen om het leven gekomen.

Van 1940 tot en met begin 1942 was het Auschwitz-complex voornamelijk een concentratiekamp; gevangenen kwamen om het leven door de combinatie van grove mishandeling, uithongering, dwangarbeid, slecht schoeisel en kleding, en slechte hygiëne en medische verzorging. Vanaf het begin van 1942 tot oktober 1944 was de actieve massamoord op Joden een even zo belangrijke functie van het complex.

Op 22 november 1943 werd Auschwitz administratief in drie kampen onderverdeeld: Auschwitz I, Auschwitz II-Birkenau en Auschwitz III-Monowitz. Deze onderverdeling werd onder andere uitgevoerd om de administratie van het volledige kamp-complex te vereenvoudigen. Elk van de drie kampen functioneerde op autonome wijze met zijn eigen specifieke taken.

Beginfase

Auschwitz I werd – in tegenstelling tot wat eerder was gepland – niet als doorvoerkamp ingericht, maar als concentratie- en werkkamp. Op 5 mei 1940 werd Rudolf Höss aangesteld als kampcommandant. Het eerste gevangenentransport met dertig Duitse criminelen arriveerde op 20 mei 1940. Zij moesten samen met driehonderd Joden uit de stad het kamp opknappen. Vijftien SS’ers werden meegestuurd als bewakers. De dertig criminelen kregen later extra privileges door hun functie als kampoudsten of kapo’s. Vrijwel de gehele oorlog lang waren de kapo’s Duitse beroepscriminelen, die opvielen door hun wreedheid.

De oude, deels ommuurde Poolse legerkazerne werd in gebruik genomen als concentratie- en werkkamp. Aanvankelijk werden achttien gebouwen als barakken gebruikt, waaronder een kampziekenhuis en een kampgevangenis. Dit is later bekend geworden als “Block 11”. Er werden wachttorens gebouwd en er werd prikkeldraad geplaatst. Buiten het kamp lagen twee gebouwen voor de kampstaf en een crematorium dat in een van de buitenwereld afgeschermde oude munitiebunker was ingericht.

Op 14 juni 1940, toen het kamp was opgeknapt, kwam het eerste officiële gevangenentransport met ongeveer 720 Poolse politieke gevangenen uit Tarnów aan in Auschwitz. Onder deze gevangenen bevond zich Wiesław Kielar, die vijf jaar Auschwitz zou overleven. Het aantal gevangenen zou op 15 augustus door een transport politieke gevangenen uit Warschau oplopen tot 3200. Ook in de maanden daarna kwamen nog enkele transporten aan. Op 31 december 1940 bedroeg het aantal gevangenen 7829. De eerste executies in het kamp volgden. Op 22 november 1940 werden veertig politieke gevangenen neergeschoten als represailles voor een aanslag op een SS-officier in een nabijgelegen stad. In het eerste jaar werd het kamp gestaag uitgebreid. Vrijwel alle gevangenen waren zes dagen per week, elf uur per dag in de weer met de bouw van het kamp. Binnen een straal van vijf kilometer werden alle bewoners verdreven. De bouwmaterialen uit de verlaten woningen werden gebruikt voor bouw van barakken in het kamp.

Uitbouw

In het tweede jaar bracht Himmler een inspectiebezoek aan het kamp. Hij gaf Höss de opdracht om de capaciteit van Auschwitz I uit te breiden tot 30 000. Tevens kreeg Höss de opdracht om bij het drie kilometer verderop gelegen Birkenau een nieuw en groter kamp te bouwen met de aanvankelijke bedoeling om daar nog eens 100.000 Russische krijgsgevangenen onder te brengen maar dit veranderde toen men besloot deze over Duitsland te verdelen en als arbeidsslaven voor de bewapeningsindustrie in te zetten en in plaats daarvan het kamp Birkenau te gebruiken voor de uitroeiing van de Joden. Auschwitz I was aanvankelijk bedoeld om Poolse politieke tegenstanders, verzetsmensen en intellectuelen in onder te brengen. Later werden er Russische krijgsgevangenen en Duitse criminelen ondergebracht in dit kamp, en nog later ook Jehova’s getuigen, “asociale elementen” zoals landlopers en prostituees, homoseksuelen en Joden. Ondanks de gestage uitbreiding naar een capaciteit van 30 000, lag het aantal gevangenen in de eerste jaren dat het kamp bestond voortdurend tussen de dertien- en zestienduizend mensen. In 1942 nam de aanvoer van gevangenen flink toe en bereikte dit aantal de twintigduizend.

Er werd zes dagen per week en elf uur per dag gewerkt (in de wapenfabrieken van Auschwitz III vaak zeven dagen). De zondagen waren voor wassen en douchen gereserveerd. Door de harde arbeidsomstandigheden, het weinige eten, de wreedheid van de SS en de slechte hygiëne was het sterftecijfer onder de gevangenen zeer hoog.

Gaskamers

De eerste vergassingen van gevangenen uit Auschwitz vonden niet in het kamp zelf plaats; deze gevangenen werden vervoerd naar gaskamers in Duitsland. Eind juli 1941 werden in het kader van Aktion 14f13 ongeveer 570 gevangenen uit Auschwitz naar Schloss Sonnenstein in Pirna gebracht, waar ze door middel van koolstofmonoxide werden vergast. Tot aan de zomer van 1941 werd deze methode alleen op gehandicapten toegepast. Ongeveer 70.000 gehandicapten waren al op deze manier gedood. Himmler wilde deze methode ook gaan gebruiken in concentratiekampen. Een speciale eenheid kwam Auschwitz om deze reden bezoeken. Al snel werd het systeem ingevoerd in Auschwitz. Zieken werd verteld dat ze zich, na inschrijving, konden laten behandelen. Ongeveer 575 personen schreven zich uiteindelijk in voor de “behandeling”. Men werd echter niet behandeld, maar naar de gaskamers gebracht.

Tot 1941 werden de meeste slachtoffers niet vergast, maar doodgeschoten. Himmler woonde enkele executies in het oosten bij, en na een van deze executies vertelde SS-General Erich von dem Bach-Zelewski aan Himmler dat de SS’ers die de executies uitvoerden het mentaal flink te verduren kregen. Dit zette Himmler aan het denken en hij realiseerde zich dat hij een betere, snellere en mentaal minder uitputtende methode moest vinden. SS-Leutnant dr. Albert Witmann, die betrokken was bij de ontwikkeling van de koolstofmonoxidevergassingen, werd naar het oosten gestuurd om een nieuwe methode uit te vinden. Hij kwam tot de conclusie dat het te duur en te veel werk was om flessen met koolstofmonoxide over grote afstand te vervoeren, en besloot daarop een vrachtwagen met explosieven mee te nemen. De Duitsers dreven gevangenen bij elkaar in een bunker en besloten deze op te blazen. Na deze methode werden er nog diverse andere massamoordmethodes uitgeprobeerd, waaronder het gebruik van uitlaatgassen. Ze dreven mensen bij elkaar in een kamer die verbonden was met de uitlaten van twee voertuigen. Deze methode van vergassing door middel van koolstofmonoxide was een stuk goedkoper dan het vervoeren van flessen met de stof.

Ook in Auschwitz I ging intussen het onderzoek naar verbetering van de moordmethodes door. Bij afwezigheid van kampcommandant Höss kreeg waarnemer Karl Fritzsch een doorslaggevend idee. Waar de SS nog steeds arbeidsongeschikte gevangenen doodschoot, dacht Fritzsch dat het middel waar men de kleren mee desinfecteerde, Zyklon B, tevens als gas kon worden gebruikt. Zodra Zyklon B aan de lucht wordt blootgesteld, komt er een dodelijk gas vrij: waterstofcyanide (blauwzuur).

Eind augustus of begin september koos Fritzsch blok 11 uit om een proef te doen met Zyklon B.[6] Een kelder werd voorbereid voor het experiment en vanaf dat moment mocht niemand meer uit zijn cel. Russische krijgsgevangenen werden in blok 11 bijeen gedreven en naar de kelder verplaatst. De eerste test met Zyklon B was een feit. De dag erna werd de effectiviteit gecontroleerd, waarbij bleek dat een groot deel van de gevangenen nog in leven was. De nazi’s verhoogden daarop de dosis – met het door hen gewenste resultaat. De SS liet gevangenen de lijken opruimen en verbranden in het crematorium. Na dit eerste experiment werd een tweede vergassing met Zyklon B uitgevoerd op een transport met Russische krijgsgevangenen.

Toen Höss terugkwam in het kamp, kreeg hij het verhaal over het experiment te horen. Höss was tevreden en gerustgesteld. Voordeel was dat het op grote schaal kon plaatsvinden. Bovendien zouden de Duitsers nu bloedbaden bespaard blijven.

Crematorium I

Crematorium I was een bunker in het concentratiekamp Auschwitz I die tot crematorium met gaskamer verbouwd was. De bunker was bij de voormalige kazerne in gebruik als munitieopslag. De Duitse firma J. A. Topf und Söhne leverde de verbrandingsovens. De ruimte die als mortuarium was ingericht werd later omgebouwd tot gaskamer. In december 1941 vond de eerste grote vergassing hier plaats. Ongeveer negenhonderd Russische krijgsgevangenen werden met Zyklon B omgebracht.

Op 15 februari 1942 kwam het eerste joodse transport aan in Auschwitz I. De meeste joden van dit uit Bytom afkomstige transport – dat bestond uit meer dan vierhonderd gevangenen – werden bij aankomst direct naar Crematorium I gebracht.

De uitbreiding van Auschwitz I werd gecombineerd met de bouw van een nieuw en groter crematorium. Echter, de ovens bleken later niet naar het crematorium in Auschwitz I (Crematorium II) te gaan omdat ze nodig waren in het nieuwe kamp, Auschwitz II-Birkenau.

De gaskamer van Auschwitz I bleef tot mei 1942 in gebruik waarbij er naar schatting 10.000 voornamelijk Joden werden omgebracht. Het crematorium bleef tot eind juli 1943 in gebruik.

Crematorium I werd vervolgens omgebouwd tot een schuilkelder voor de SS. Hierbij werden de schoorsteen en de ovens ontmanteld en de inwerpgaten in het dak voor Zyklon B werden dichtgemaakt.

Na de oorlog zijn in 1955 als onderdeel van het Staatsmuseum Auschwitz-Birkenau twee van de drie verbrandingsovens opnieuw geplaatst en is de schoorsteen heropgebouwd. Verscheidene inwerpgaten werden opnieuw opengemaakt. Tussen de ruimte met de crematieovens en de gaskamer is een nieuwe deuropening aangebracht.

Naarmate de tijd vorderde en de uitbreiding van Auschwitz I en het ontstaan van Auschwitz II-Birkenau en Auschwitz III-Monowitz een feit was, werd het belang van Auschwitz I kleiner. Het administratief hoofdkwartier bevond zich echter wel in het Stammlager, maar de nazi’s legden steeds meer de nadruk op Auschwitz II-Birkenau. Auschwitz I werd vooral gebruikt om gevangenen die dienstdeden in fabrieken in Auschwitz III-Monowitz of op andere plaatsen arbeid moesten verrichten in onder te brengen.

Ook werd er vanaf juni 1943 op verzoek van Himmler in blok 24a een bordeel gevestigd, het Lagerbordell. Eerder had de SS een plan om een bordeel in blok 11 te plaatsen verworpen. Het bordeel werd in oktober 1943 geopend en moest als beloning dienen voor gevangenen met extra privileges, zoals kapo’s. De bewakers van de SS mochten geen gebruik maken van dit bordeel, maar wel van het bordeel in de stad Auschwitz. Meer dan zestig Duitse, Poolse en Oekraïense vrouwen werden uit het vrouwenkamp van Auschwitz II-Birkenau gehaald om in de bordelen van Auschwitz I en Auschwitz III-Monowitz te werken. Het bordeel bleef tot enkele dagen voor de evacuatie bestaan.

Medische experimenten

Blok 10 was een blok in concentratiekamp Auschwitz I waar medische experimenten werden uitgevoerd. De experimenten in blok 10 waren voornamelijk gericht op grootschalige sterilisatie van personen die door het Derde Rijk werden gezien als “ongewenst”. Daarnaast werd er ook onderzoek gedaan naar besmettelijke ziektes. Het vaste team artsen in blok 10 bestond uit prof. dr. Carl Clauberg, dr. Horst Schumann, dr. Eduard Wirths en dr. Bruno Weber.

De experimenten die werden uitgevoerd door Duitse nazi-artsen tijdens de Tweede Wereldoorlog waren gericht op het uittesten van medicijnen en nieuwe operatieve methodes, experimenten ten behoeve van het Duitse leger en onderzoek dat de superioriteit van het Arische ras moest bevestigen.

Dokters Carl Clauberg en Horst Schumann waren door Heinrich Himmler uitgekozen om onderzoek te doen naar een goedkope en efficiënte manier van sterilisatie op grote schaal. Hiervoor ontving Clauberg in 1941 een beurs van de Deutsche Gemeinschaft zur Erhaltung und Förderung der Forschung (Duitse gemeenschap voor het behoud en de bevordering van onderzoek). Claubergs onderzoekscentrum werd gerealiseerd in de stad Königshütte (tegenwoordig Chorzów) nabij een concentratiekamp voor vrouwen. Later startte Clauberg met experimenten in Auschwitz. De experimenten van Clauberg vonden in Auschwitz-Birkenau aanvankelijk plaats in blok 30 waar hij samenwerkte met dokter Horst Schumann.

Eind 1942 werd blok 10 in Auschwitz I door Heinrich Himmler aangewezen als de nieuwe locatie voor het uitvoeren van experimenten. In april 1943 werd het blok in gebruik genomen en stond onder leiding van dokter Clauberg. Hij werkte in blok 10 samen met onder meer dokter Horst Schumann, dokter Bruno Weber en dokter Eduard Wirths. Blok 10 lag in de hoek van het kamp en werd samen met blok 11 gezien als “het blok des doods”. Tussen blok 10 en blok 11 bevond zich een muur waar gevangenen werden geëxecuteerd. De ramen die uitkeken op deze muur waren met luiken dichtgemaakt, zodat de gevangen dit niet konden zien.

Blok 10 bestond uit een gebouw met twee verdiepingen. Op de begane grond bevonden zich de laboratoria van SS-dokter Bruno Weber, de radiologieruimte van dokter Clauberg en enkele behandelruimtes. In de twee ruimtes op de eerste verdieping verbleven tussen de honderdvijftig en vierhonderd vrouwen op wie de experimenten zouden plaatsvinden. De vrouwen waren tussen de twintig en veertig jaar oud en werden bij hun aankomst in het kamp uitgekozen voor de medische experimenten. De vrouwen werden na de selectie volledig kaalgeschoren, inclusief hun wenkbrauwen, kregen een kampnummer getatoeëerd en werden gedwongen te baden in ijskoud water.

Carl Clauberg

Carl Clauberg
De sterilisatiemethode van Clauberg bestond uit het injecteren van een bijtende substantie in de baarmoeder waardoor deze geïnfecteerd raakte en de eileiders binnen enkele weken dichtgroeiden. De resultaten van de ingrepen werden gecontroleerd door middel van röntgenfoto’s. De experimenten werden gedaan zonder verdoving en leidden tot extreme pijnen. Als de ingreep niet succesvol was, werd deze opnieuw uitgevoerd.

De ingrepen leidden vaak tot complicaties, waaronder buikvliesontsteking, interne bloedingen en bloedvergiftiging. Veel vrouwen kwamen door de complicaties te overlijden. Anderen werden na het uitvoeren van het experiment omgebracht, zodat er autopsie gepleegd kon worden op hun lichamen. In juni 1943 schreef Clauberg een brief aan Heinrich Himmler waarin hij stelde dat zijn methodes effectief waren en het in de nabije toekomst mogelijk zou worden om “honderden of zelfs duizend” vrouwen per dag te steriliseren.

In augustus 2010 werden in een huis in Polen meer dan honderdvijftig medische instrumenten gevonden, die volgens een woordvoerder van het Auschwitzmuseum toebehoorden aan Carl Clauberg.

Horst Schumann
Dokter Horst Schumann kreeg de taak te onderzoeken of sterilisatie mogelijk was door middel van röntgenstralen. Hij voerde deze experimenten op zowel mannen als vrouwen uit. De slachtoffers werden enkele weken nadat zij blootgesteld waren geweest aan de röntgenstralen gesteriliseerd door middel van castratie of het verwijderen van de eileiders. De verwijderde organen werden vervolgens verder onderzocht. Schumann concludeerde dat het blootstellen aan röntgenstralen niet het gewenste effect had en castratie of hysterectomie effectiever was.

Eduard Wirths
Dokter Eduard Wirths was reeds voor de Tweede Wereldoorlog werkzaam als gynaecoloog. In Auschwitz was hij SS-Standortarzt (SS-garnizoensdokter). Hij deed experimenten op een groep van ongeveer veertig vrouwen waar hij de baarmoedermond door middel van een colposcopie onderzocht en stukken van de baarmoeder verwijderde voor histologisch onderzoek. Samen met zijn jongere broer, gynaecoloog Helmut Wirths, deed hij onder meer onderzoek naar baarmoederhalskanker. Daarnaast deed Wirths experimenten omtrent sterilisatiemethodes en deed hij onderzoek naar tyfus.

Bruno Weber
Dokter Bruno Weber was hoofd van het Hygienisches Institut. In blok 10 had hij zijn eigen laboratorium. Hij testte medicijnen die nog niet op de markt waren gebracht uit op gevangenen. Hij gebruikte barbituraten en morfine in een poging informatie en bekentenissen te verkrijgen van leden van het Pools verzet. Daarnaast deed hij onderzoek naar bloedgroepen en bloedtransfusies. Weber was zowel werkzaam in Auschwitz als in een laboratorium in Raisko, net buiten Auschwitz.

Andere artsen
Naast het vaste team artsen werd blok 10 ook gebruikt door andere kampartsen die experimenten wilden uitvoeren. Zo deed dokter Josef Mengele enkele experimenten gericht op tweelingen en op besmettelijke ziektes in blok 10 en gebruikte hij het laboratorium om borst- en spierweefsel van doodgeschoten gevangenen te onderzoeken.

Dokter August Hirt was hoofd van het departement voor anatomie aan de universiteit van Straatsburg. Hirt deed onderzoek dat de superioriteit van het Arische ras moest bevestigen. Van Heinrich Himmler kreeg hij toestemming om “zoveel gevangen als hij nodig had” uit te kiezen om een collectie skeletten van Joden samen te stellen die gebruikt zouden worden voor antropologische studies. Door Hirt werden 115 personen uitgekozen, waaronder 79 Joodse mannen, 30 Joodse vrouwen, 2 Polen en 2 “Aziaten” (hoogstwaarschijnlijk Russische krijgsgevangenen). De dertig Joodse vrouwen die hij uitkoos, waren allen afkomstig uit blok 10.

Tussen 1939 en 1945 hebben er in de concentratiekampen meer dan zeventig medische onderzoeksprojecten plaatsgevonden. In totaal zijn er meer dan zevenduizend mensen slachtoffer geworden van deze medische experimenten.

Toegangspoort

Van alle concentratiekampen heeft Auschwitz I de bekendste toegangspoort. Boven de ingang hangt heden ten dage nog steeds de spreuk Arbeit macht frei (“Arbeid maakt vrij”), die aan de buitenkant de indruk van een werkkamp moest wekken. Opvallend is de letter de “B” uit Arbeit, die op zijn kop lijkt te staan. Een veelgehoorde verklaring hiervoor is dat dit mogelijk uit protest door de gevangenen zelf gedaan zou zijn.[10] Het is echter onwaarschijnlijk dat dit de nazi’s niet zou zijn opgevallen, of dat, als het ze wel was opgevallen, ze het vijf jaar lang zouden hebben laten zitten. Een andere verklaring luidt als volgt: in het Duitsland van die tijd werd volop geëxperimenteerd met schreefloze lettertypes. In sommige varianten werd de onderste boog van de ‘B’ kleiner weergegeven dan de bovenste. De bovenste boog van de ‘B’ is (vrijwel) even groot als de boog van de ‘R’.

Op 18 december 2009 werd de spreuk boven de toegangspoort gestolen. Drie dagen later vond de Poolse politie het ijzeren bord in drie stukken terug. Vijf mannen tussen van 20 en 39 jaar werden opgepakt. Vermoedelijk wilden de daders losgeld eisen.

Kampgevangenis

Blok 11 was de kampgevangenis van concentratiekamp Auschwitz I. Het was een van de meest gevreesde plekken in het hele kamp, omdat Blok 11 vrijwel altijd de dood betekende.

In Blok 11 werden personen vastgehouden die een overtreding hadden begaan. Het merendeel van dit blok bestond uit cellen. Om mensen extra streng te straffen bevatte dit blok in de kelder ook stacellen van ongeveer een vierkante meter vloeroppervlakte. Deze cellen, zonder lichtinval, waren tot aan het plafond dichtgemetseld, met alleen onderin een luik waardoor de gevangenen naar binnen moesten kruipen. In een dergelijke cel werden gevangenen vaak met vier personen opgesloten. Overdag moesten zij zo’n 11 uur werken om de rest van de tijd weer opgesloten te worden, soms tot wel 12 dagen achtereen. Veel gevangenen overleefden dit niet, zij stierven aan oververmoeidheid of verstikking. Ook waren er zogenaamde verhongercellen, waar men de gevangenen liet doodhongeren.

Als represailles voor de vlucht van een gevangene uit Auschwitz I, werden op 23 april 1941 willekeurig tien gevangenen uit Blok 2 veroordeeld tot een hongerdood in Blok 11.

Tussen Blok 10 (kampziekenhuis) en Blok 11 was een gesloten binnenplaats ingericht voor martelingen en executies. Hier werden gevangenen tegen de muur gezet. Vooraf moesten zij zich uitkleden in een omkleedruimte met wasbak in blok 11, waarna ze door een zijdeur de binnenplaats op werden gebracht. Als marteling werden de armen van de gevangenen op de rug gebonden. Vervolgens werden ze opgehangen aan hun handen. De palen waaraan dit gebeurde zijn nog steeds op deze binnenplaats te zien. Om te voorkomen dat de zieken konden zien wat zich op deze binnenplaats afspeelde zijn de ramen van blok 10 aan deze kant dichtgetimmerd.

Opnameprocedure

Als “toegangsprijs” moesten de gevangenen in blok 26 (vanaf 1944 in een nieuw gebouwencomplex) hun persoonlijke bezittingen inleveren. De gevangenen werden gedoucht, geschoren, gefotografeerd en geregistreerd. Vanaf 1942 werd bij de meeste gevangenen op de linker onderarm hun registratienummer getatoeëerd. Ze kregen klompen en een gestreepte outfit, waarop men door een merkteken kon zien tot welke groep gevangenen ze behoorden. In de laatste oorlogsjaren ontbrak het weleens aan specifieke kleren van het concentratiekamp, waardoor het kon voorkomen dat er ook mensen in burgerkleding rondliepen.

Een tiental minuten rijden van Auschwitz I ligt Birkenau. Auschwitz-Birkenau (ook Auschwitz II genoemd) was het tweede van de drie grote kampen van het concentratiekampcomplex Auschwitz. Auschwitz-Birkenau was een vernietigingskamp. Het is dit kamp waaraan de meeste mensen denken bij het horen van de naam ‘Auschwitz’. Het werd op 1 maart 1942 geopend.

Het kamp bevindt zich in Birkenau, de Duitse naam voor het Poolse dorpje Brzezinka, ongeveer drie kilometer van Auschwitz I en besloeg een grote oppervlakte van 175 hectare. Naast Joden, Sinti en Roma werden ook veel andere burgers uit de toen bezette gebieden, waaronder zo’n 40.000 Vlaamse arbeiders en bedienden die als werkweigeraars waren opgepakt, in Auschwitz II gevangen gehouden.

De bouw van het kamp begon in 1941 als onderdeel van de Endlösung der Judenfrage. De nazi’s evacueerden de plaatselijke bevolking, waarna de huizen werden gesloopt om in de bouwmaterialen voor de eerste gebouwen te voorzien. Het kamp was ongeveer 2,5 bij 2 kilometer groot en bood ruimte aan 100.000 gevangenen. Er werden meerdere sectoren gemaakt, die weer werden verdeeld in velden. Deze velden waren, net als het gehele kamp, afgezet met prikkeldraad die onder elektrische spanning stond. Veel gevangenen maakten van dat prikkeldraad gebruik om zelfmoord te plegen. In het kamp bestond de uitdrukking “er ging zu den Drähten” (“hij ging naar de draad”). Hoofddoel van Auschwitz II was de massavernietiging. Hiervoor waren vier gaskamers met bijbehorende crematoria gebouwd. De grootschalige vernietiging van de Europese Joden, de Holocaust, begon in het voorjaar van 1942.

Plan

De vernietigingscapaciteit van Auschwitz I was in de ogen van de nazi’s niet voldoende. Auschwitz moest worden uitgebreid, zeker nadat het een belangrijke rol in de Endlösung kreeg toegewezen. In oktober 1941 kwam men met een radicaal initiatief. Hoofd Bouwwerken Karl Bischoff en de aan het Bauhaus afgestudeerde SS-architect Fritz Ertl werkten aan plannen voor een heel nieuw kamp. Het moest ten noordwesten van het bestaande kamp komen, op de plaats waar het dorp Birkenau lag. Het kamp moest de grootte krijgen van een kleine stad en ongeveer 100.000 mensen kunnen herbergen. Opgevat in de Bauhaustraditie lijkt het algemeen plan met zijn strokenbouw ironisch genoeg op een of andere modernistische buitenwijk.

Uit onderzoek in de jaren 90 naar de oorspronkelijke bouwplannen blijkt dat het kamp van meet af aan werd ontworpen om gevangenen onder zeer slechte omstandigheden te kunnen huisvesten. Er was geen stromend water en geen schone, goede vloer. De kans op epidemieën nam hierdoor flink toe. In concentratiekampen in Duitsland werd normaliter voor elke gevangene één kooi (bed) gereserveerd; in Auschwitz werd het aantal gevangenen per kooi verhoogd naar drie. Dit betekende dat elke barak 558 personen kon huisvesten. Maar uit de slotberekeningen bleek dat zelfs deze manier van samenpersen niet toereikend was. Met 174 slaapbarakken kwam het totaal aantal gevangenen dat kon worden gehuisvest op 97.000. Bischoff was de mening toegedaan dat dit niet voldoende was en hij nam het besluit om vier in plaats van drie gevangenen in één kooi te plaatsen. Hiermee kwam het aantal personen per barak op 744, hetgeen in totaal 129 456 plaatsen betekende.

Beginfase

Het nieuwe kamp bij Auschwitz was aanvankelijk niet voor Joden, maar voor Russische krijgsgevangenen bedoeld. Van hen stierven er tijdens de hele oorlog drie miljoen in gevangenschap. In de herfst van 1941 arriveerden 10.000 Russische krijgsgevangenen die werden gedwongen om te beginnen met de bouw van het nieuwe kamp, Auschwitz-Birkenau.

Het dorp Birkenau was in juli al ontruimd en deels afgebroken. De Russische krijgsgevangenen moesten de hele winter lang doorwerken en velen stierven door honger, kou en mishandeling; slechts een paar honderd haalden de lente. De SS-leiding maakte zich zorgen over de trage voortgang van de bouw.

Auschwitz kon in de herfst van 1941 nog nauwelijks worden ingezet bij de Jodenvervolging. Op andere plekken namen nazi’s initiatieven om de Joden niet alleen gevangen te houden maar om hen direct te vermoorden. In oktober 1941 stond Hitler toe de Joden te deporteren. De Duitse Joden werden samengevoegd in zogenaamde getto’s. Met de komst van de westerse Joden raakten de getto’s overvol. De nazileiders waren ondertussen bezig met het bouwen van kampen om de populatie in de getto’s te reduceren. In Chełmno werd een vernietigingskamp in gebruik genomen om Joden uit het getto van Łódź te vermoorden. Bełżec werd gebouwd om de Joden uit het getto van Lublin te vermoorden. In januari werden de eerste Joden uit Łódź op transport gezet om te worden vergast in het vernietigingskamp Chełmno.

De vergassingen verliepen echter niet effectief genoeg, ze gingen langzaam en steeds maar met kleine aantallen: de Joden werden in een vrachtwagen bij elkaar gestopt en door middel van koolstofmonoxide vergast. Tijdens de bouw van het nieuwe kamp in Auschwitz werd hier rekening mee gehouden. De Duitsers hadden sinds september 1941 al diverse keren in Auschwitz I geëxperimenteerd met Zyklon B. Toen werd al duidelijk dat Auschwitz I geen geschikte plaats was om een massamoord uit te voeren. Zyklon B was daarentegen, mits in de juiste hoeveelheid gebruikt, wel effectief.

Zyklon B

Gaskamers

De plannen voor het nieuwe kamp waren ondertussen veranderd. De Russische krijgsgevangenen zouden ergens anders dwangarbeid moeten verrichten, en de nadruk lag vanaf dat moment op de Joden. De capaciteit van de gaskamer in Auschwitz I was onvoldoende. De Duitsers kwamen bij Birkenau tot een oplossing: twee leegstaande boerderijen werden omgebouwd tot gaskamers, bunker 1 en bunker 2.

ruïnes van een gaskamer

Bunker 1
Bunker 1, ook wel het “rode huis” genoemd, was gelegen ten noorden van Auschwitz II. Het gebouw had een grootte van 15×6 meter en oorspronkelijk vier ruimtes, die werden omgebouwd tot twee gaskamers. De oorspronkelijke ramen en deur werden dichtgemetseld. Elke ruimte kreeg één nieuwe deur. Het gas werd naar binnen gebracht via twee openingen van 30×40 centimeter, die via kleppen konden worden afgesloten. De deuren werden luchtdicht gemaakt en konden met schroeven worden aangedraaid. Op de deuren werden tekens aangebracht die duidden op een desinfectieplaats. De muren waren binnen wit geschilderd. Na elke vergassing werd de vloer bedekt met zaagsel. Omdat er geen ventilatiesysteem aanwezig was nam het ventileren veel tijd in beslag. Elke gaskamer kon per keer ongeveer vierhonderd personen verwerken.

In het begin werden de vergassingen alleen ’s nachts uitgevoerd, maar later ook overdag vanwege de excessieve en op onregelmatige tijdstippen plaatsvindende transporten. De lichamen werden begraven in grote kuilen nabij de gaskamers. Bunker 1 werd naar alle waarschijnlijkheid in maart 1942 in gebruik genomen, toen de massadeportaties vanuit Opper-Silezië begonnen.

Bunker 2
Bunker 2, ook wel het “witte huis” genoemd, was gelegen ten westen van Auschwitz II. Het gebouw had een grootte van 17×8 meter en werd omgebouwd tot een complex van vier gaskamers met elk een andere grootte. Het verschil met bunker 1 was dat alle gaskamers twee deuren hadden, hetgeen het ventilatieproces na de vergassingen aanzienlijk versnelde. Verder zagen de ruimtes er hetzelfde uit als in bunker 1: van elke ruimte waren alle ramen dichtgemetseld en er kon door twee openingen gas worden binnengebracht. De betere ventilatie en de grotere ruimtes maakten dat men in bunker 2 meer mensen per dag kon vermoorden dan in bunker 1.

ruïnes van het witte huis

De lichamen werden, net als bij bunker 1, in grote kuilen nabij de gaskamers begraven. Bunker 2 werd naar alle waarschijnlijkheid in juni 1942 in gebruik genomen.

Uitbouw

In 1942, na de voltooiing van de twee gaskamers, speelde Auschwitz een steeds belangrijkere rol bij het doden van de Joden. Auschwitz bleef in dat jaar echter nog ver achter bij de andere vernietigingskampen, zoals Treblinka en Bełżec.

De eerste slachtoffers waren Slowaakse Joden uit de stad Bratislava. De Slowaken waren trouwe bondgenoten van de Duitsers. In 1942 besloot het stadsbestuur van Bratislava om samen met de Duitse overheersers het ‘Jodenprobleem’ in de stad op te lossen. Op dat moment woonden in de stad zo’n 70.000 Joden. De Slowaken boden de Duitsers 20.000 Joodse arbeiders, op voorwaarde dat de Duitsers ook hun gezinnen op zouden nemen. Duitsland had op dat moment onvoldoende vernietigingscapaciteit en weigerde de Joden die niet konden werken. Uiteindelijk werd overeengekomen dat de 20.000 dwangarbeiders met hun gezinnen naar Polen zouden worden afgevoerd, in totaal waren dat er 60.000. Voor elke afgevoerde Jood moesten de Slowaken 500 reichsmark betalen. De Slowaken gingen ervan uit dat de Joden opnieuw gehuisvest zouden worden, maar dat was niet het geval. De 60.000 Slowaakse Joden werden afgevoerd naar Auschwitz, waar ze vrijwel allemaal om het leven kwamen.

In 1942 werden er in heel Polen vernietigingskampen gebouwd. De Duitsers merkten dat een massamoord plannen veel eenvoudiger was dan deze daadwerkelijk uit te voeren. Het was een enorm project dat een goede leiding vereiste.

Begin 1942 werden de eerste West-Europese Joden gedeporteerd naar de vernietigingskampen. De Duitsers deporteerden alle niet-Franse Joden uit Frankrijk naar het oosten. De Duitsers wilden aanvankelijk de kinderen sparen en zetten alleen de volwassenen op transport. De kinderen werden overgeplaatst naar Drancy, een voorstad van Parijs. Ze leden vaak aan dysenterie en zaten onder de parasieten. De kinderen werden gehuisvest in half afgebouwde kazernes. In augustus 1942 besloten de nazi’s echter ook kinderen te gaan vermoorden. Ze konden op termijn immers het Joodse ‘ras’ weer nieuw leven inblazen. De 4.100 kinderen in Drancy werden allemaal op transport naar Auschwitz gezet en daar aangekomen werden ze vergast.

In april 1942 had Himmler Auschwitz bezocht en hij was erg tevreden over het werk. Op dat moment zaten ongeveer 30.000 man gevangen in het kamp, voornamelijk Joden en Poolse politieke gevangenen. De Reichsführer-SS inspecteerde het Stammlager, de uitbreiding nabij Birkenau en de synthetische rubberfabriek bij Monowitz. Rudolf Höss werd door Himmler bevorderd tot Obersturmbannführer. Eind juni kreeg Höss echter van een SS-inspecteur te horen dat de beveiliging van het kamp zwaar ondermaats was. Deze moest onmiddellijk worden verbeterd, omdat er een grote operatie op komst was. Het was nog onduidelijk welke rol Auschwitz daarin ging spelen.

De uitroeiing van de West-Europese Joden gebeurde op steeds grotere schaal, maar in de zomer van 1942 lag het zwaartepunt vooral in het oosten. Himmler gaf op 19 juli het bevel om zo veel mogelijk Joden opnieuw te huisvesten, ofwel te vernietigen. Deze operatie ging door het leven als Aktion Reinhard. Het betrof hier ongeveer twee miljoen mensen, waarvan enkele honderdduizenden uit het getto van Warschau. Himmler koos echter niet voor Auschwitz, maar gaf de voorkeur aan oorden die uitsluitend bedoeld waren voor de dood: Treblinka, Chełmno, Bełżec en Sobibór. In 1942 werden in deze vernietigingskampen 1 274 166 mensen om het leven gebracht. De commandant van Treblinka, Irmfried Eberl, werd in augustus uit zijn functie ontheven omdat de massamoord niet efficiënt en discreet genoeg verliep. Franz Stangl, voormalig commandant van Sobibór, was zijn vervanger in het tot dan toe grootste vernietigingskamp. In Auschwitz had Höss echter met hetzelfde probleem te maken als in Treblinka: waar liet hij de duizenden lijken? Ze waren aanvankelijk in grote kuilen bij elkaar gegooid, maar in de zomer begonnen de lijken te ontbinden, wat een ondragelijke stank veroorzaakte. Daarop werden gevangenen uitgekozen die deze lijken moesten opgraven en verbranden.

Om Auschwitz efficiënter te maken, ging Höss in september 1942 naar Chełmno om daar de nieuwe crematie-installaties te bezichtigen. Höss was onder de indruk, maar meende dat het allemaal nog efficiënter kon.

Crematoria

In oktober 1941 overlegden Karl Bischoff, leider van de SS-Zentralbauleitung, en Kurt Prüfer van Topf & Söhne over de bouw en installatie van een nieuw, groter crematorium. Topf & Söhne had eerder al de ovens geleverd voor het crematorium in Auschwitz I. Het nieuwe crematorium zou aanvankelijk ook in Auschwitz I komen, maar in de lente van 1942 werd besloten het in Auschwitz II te plaatsen.

Vanaf de zomer van 1942 ging Auschwitz II een sleutelrol spelen in het doden van de Europese Joden. Aanvankelijk werd Crematorium II ontworpen met twee ondergrondse mortuaria. De SS besloot echter de plannen te wijzigen. Het crematorium kreeg vijftien verbrandingsovens en had een belendende gaskamer. Aanvankelijk zou er vanuit het crematorium een glijbaan komen om de lijken op te dumpen, die dan terecht zouden komen in het mortuarium. Nu de plannen waren gewijzigd en het mortuarium was veranderd in een gaskamer, werd er in plaats van een glijbaan een trap aangelegd. De deur, die eerst naar binnen openging, opende vanaf dat moment naar buiten.

Om voldoende capaciteit te krijgen besloot de SS in augustus 1942 om een identiek crematorium te bouwen. Er werden tevens twee andere crematoria gepland, met de gaskamers boven de grond en minder verbrandingsovens. Een zesde crematorium, dat groter had moeten worden dan alle voorgaande, stond in de planning, maar dit werd nooit gerealiseerd.

Crematoria II en III

Bij de oprichting van het kamp werd ook opdracht gegeven tot de gelijktijdige bouw van vier crematoria op het terrein. In augustus 1942 werd als eerste een begin gemaakt met de bouw van Crematorium II. Kampgevangenen en elf bouwbedrijven waren bij de bouw betrokken. De bouw was in handen van Huta Hoch- und Tiefbau AG, AEG was verantwoordelijk voor de elektrische installatie en J.A. Topf und Söhne voor de crematieovens en het ventilatiesysteem. De bouw werd door technische leveringsproblemen niet zoals gepland midden februari afgerond, maar een maand later.

Crematorium II werd oorspronkelijk door de Zentralbauleitung der Waffen-SS und Polizei Auschwitz ontworpen voor de uitbreiding van Auschwitz I. Het was bedoeld om overleden Russische krijgsgevangenen uit het concentratiekamp te kunnen cremeren. Het ontwerp had twee ondergrondse kelders als mortuaria. De mortuaria stond met een elektrische lift in verbinding met het crematorium met daarin vijf drievoudig uitgevoerde crematieovens.

crematorium II

Tijdens de daadwerkelijke bouw in Auschwitz-Birkenau is besloten het crematorium geschikt te maken om ook gedeporteerden die vanwege de uitvoering van de Holocaust in het kamp aankwamen onmiddellijk om het leven te brengen en te cremeren. Hiertoe werden de twee ruimten die als mortuaria waren voorzien ingericht als respectievelijk een omkleedruimte en een gaskamer.

De ondergrondse gaskamer had een oppervlakte van 210 m² en een hoogte van 2,41 meter. Het plafond bestond uit 22 centimeter dik gewapend beton, met daarbovenop een laag van 45 centimeter aarde. Het plafond werd ondersteund door zeven pilaren. De gasdichte deur was twee meter hoog en één meter breed. De gaskamer werd mechanisch via een ventilatiekanaal geventileerd, zodat het gas niet dagenlang in de ruimte aanwezig bleef.

Het dak bevatte vier openingen waardoor pellets Zyklon B naar binnen werden gegooid. Deze openingen bevonden zich in de buurt van de pilaren 1, 3, 5 en 7.

In de gaskamer waren douchekoppen aanwezig, om de slachtoffers tot op het laatste moment in de waan te laten dat ze werden gedoucht en gedesinfecteerd. De gaskamer kon maximaal 2500 personen tegelijk verwerken.

Het crematoriumdeel werd op 4 maart 1943 getest met 45 lichamen van in bunker II vergaste mannen. Na het installeren van ventilatiesystemen werd het gebouw op zaterdag 13 maart officieel in bedrijf gesteld. Op de daaropvolgende dag op 14 maart werden 1492 vrouwen, kinderen en ouderen die aankwamen vanuit het getto van Krakau geselecteerd voor de eerste vergassing in de gaskamer. Op 20 maart volgde een volgende transport waarbij 2191 voor ‘speciale behandeling’ in aanmerking kwamen in crematorium II. Door technische problemen met onder meer de ventilatie werd daarna eerst overgeschakeld naar het net opgeleverde crematorium IV.

In juni was de faciliteit weer operationeel, hoewel de vier crematoria de eerste maanden nog geregeld technische problemen gaven. De capaciteit van de vier crematoria met gaskamers lag in eerste instantie op 4000 slachtoffers per dag. De ovens waren hierbij dag en nacht in gebruik, bediend door Sonderkommando’s. De toevoer van slachtoffers nam daarna door Aktion Höss zodanig toe dat besloten werd een treinverbinding aan te leggen vanaf het voormalige perron buiten Auschwitz door het poortgebouw door direct tot aan crematorium II en III. Op deze manier konden gedeporteerden direct vanaf het aangelegde perron (‘Rampe’) naar de crematoria worden geleid en konden 8000 personen per dag vergast worden. Binnen acht weken werden op deze manier 320.000 Hongaarse Joden vermoord.

Als de slachtoffers eenmaal wisten welk lot hen wachtte, begonnen ze vaak tegen de deur te duwen. Men kon de deuren van buitenaf echter met schroeven stevig vastdraaien als dat nodig was.

De faciliteit werd gesloten in oktober 1944 en door de Sonderkommandos onderdeel voor onderdeel ontmanteld. De ventilatiesystemen waren bestemd voor de kampen Mauthausen en Gross-Rosen. Om bewijsmateriaal voor de Holocaust te vernietigen werd het bouwwerk zeven dagen voor de bevrijding van Auschwitz op 20 januari 1945 met springstof gedeeltelijk opgeblazen.

Na de oorlog werd op aanwijzing van een elektricien van het crematorium in de grond naast crematorium II op 28 juli 1961 in een potje een getuigenverslag teruggevonden geschreven in augustus 1944 van Zalman Lewental, een Sonderkommandolid. Door jarenlange aantasting zijn slechts delen ontcijferd.[4] Samen met andere opgegraven manuscripten staan deze bekend als de Auschwitz-rollen. Ze doen verslag van de voorbereidingen voor de opstand in Auschwitz onder andere bij crematorium II:

“We dachten dat de Duitsers koste wat het kost alle sporen van hun eerdere misdaden wilden uitwissen. Dat konden ze alleen doen door ons hele kommando uit te roeien, zonder enige uitzondering. [–] Daarom zagen wij in de nadering van het front helemaal geen kans voor onszelf; we kwamen integendeel tot de conclusie dat wij onze actie eerder moesten starten, als we levend nog iets wilden bereiken. Maar helaas werd de termijn van dag tot dag verschoven. (…) dat duurde maanden. Daarom zijn we erin geslaagd dankzij de inspanningen en opoffering van enkele joodse meisjes, die in de munitiefabriek werkten, [–] een beetje materiaal [explosieven] te verzamelen dat we zouden kunnen gebruiken (…)”

Het gebruik van crematorium II als middel voor de uitvoering van de Holocaust werd na de oorlog door Holocaustontkenners als David Irving ter discussie gesteld. Dat kwam enerzijds doordat de benaming en oorspronkelijke bouwtekeningen uitgingen van een ondergronds mortuarium en anderzijds werd de capaciteit betwijfeld van onder meer de vrachtlift en ovens. Berekeningen en bewijsmateriaal door historicus Robert Jan van Pelt hebben deze beweringen weerlegd. In 1990 werd door Holocaustontkenners het Leuchter-rapport uitgebracht, waarbij op illegaal verkregen uitgehakte stukken steen uit crematorium I, II en III negatief werden getest op de aanwezigheid van resten blauwzuur en op grond hiervan de gaskamers ontkend werden. Door Jean-Claude Pressac zijn in zijn publicatie Technique and Operation of the Gas Chambers de argumenten hiervan weerlegd.

Crematorium II is heden ten dage als ruïne zichtbaar op het terrein dat tegenwoordig Werelderfgoed is en dienst doet als museum in beheer van het Staatsmuseum Auschwitz-Birkenau. Tussen crematorium II en III is het Internationaal Monument voor de Slachtoffers van het Fascisme opgericht. Van 2004-2006 hebben restauratiewerkzaamheden plaatsgevonden, met name om het gebouw tegen water te beschermen. Hierbij is verschillend materiaal opgegraven waaronder douchekoppen, ventilatieroosters en gasmaskers.

Crematoria IV en V
De crematoria IV en V waren zowel qua bouw als qua functie veel eenvoudiger, mede doordat ze vanaf het begin puur als vernietigingsplaats waren ontworpen. Crematorium IV werd gebouwd aan de linkerzijde van de hoofdweg tussen de bouwplaatsen BII en BIII, nabij Kanada III (de plaats waar gestolen goederen werden uitgezocht). Crematorium V werd gebouwd in het aangrenzende berkenbos. De bouw van beide crematoria begon in november 1942. Crematorium IV was op 22 maart 1943 klaar voor gebruik en werd onmiddellijk in bedrijf genomen. Crematorium V werd in april van datzelfde jaar in gebruik genomen.

Aan de linkerzijde van de hoofdingang was een grote omkleedruimte. Aan de rechterkant was de eerste van de vier gaskamers gevestigd. De totale grootte van deze gaskamers was 236 m². Twee gaskamers hadden een grootte van bijna 100 m², dus de andere twee waren aanzienlijk kleiner. De twee grote gaskamers hadden verschillende deuren, waardoor het ventilatieproces werd versneld en de Sonderkommandos sneller te werk konden gaan. De gaskamers hadden geen ramen, alleen openingen waardoor het gas naar binnen werd gebracht. Deze openingen waren 30×40 centimeter groot en bevonden zich hoog in de muur. De persoon die het gas naar binnen bracht moest op een ladder staan om zijn taak te volbrengen. Deze manier van vergassing veroorzaakte een langzamere en pijnlijkere dood van de slachtoffers. Net als bij bunker I en II waren de openingen met een gasdichte klep afsluitbaar. Er waren enkele ovens in de gaskamers geïnstalleerd, zodat de Duitsers zeker wisten dat de temperatuur de 27 graden zou bereiken, de optimale temperatuur voor het gebruik van Zyklon B.

Crematorium IV werd op 7 oktober 1944 vernietigd door leden van het Sonderkommando tijdens de opstand in Auschwitz.

Auschwitz II in 1943 en 1944

Met de bouw van de crematoria en gaskamers groeide Auschwitz in 1943 uit tot het centrum van de Holocaust. Naast de grote vernietigingscapaciteit ontstond er in Auschwitz ook een steeds groter “woongedeelte”. Er was een apart vrouwenkamp, met ongeveer 40 000 vrouwen.

In de loop van 1943 werd Bauabschnitt II (BII) afgerond en daarmee waren de eerste twee van de geplande vier delen (Bauabschnitte) voltooid. Met de voltooiing van BII had Auschwitz een nominale capaciteit van 80.000 bewoners, maar dit aantal liep in 1943 op tot 140.000. In datzelfde jaar werd dan ook begonnen met de bouw van BIII, waarmee in 1944 werd gestopt vanwege de naderende frontlinie. Aan het vierde deel werd nooit begonnen.

Auschwitz II was vooral bedoeld om Joden te doden. In 1942 vonden er verhoudingsgewijs weinig vergassingen plaats. Van de 200.000 gedeporteerde Joden werden er 140.000 direct na aankomst vergast. Met de nieuwe crematoria, waarvan de eerste in de lente van 1943 klaar waren, was het kamp klaar voor de grote toestroom van Joden. De totale capaciteit van de gaskamers annex crematoria lag op ongeveer 4.756 mensen per dag.

In de loop van 1943 nam het aantal transporten toe. Bij vrijwel elk transport werden selecties toegepast: ongeveer tien tot dertig procent kon door dwangarbeid de gaskamers ontlopen. De transporten waren afkomstig uit alle door de nazi’s bezette landen. In 1943 brachten de nazi’s ongeveer 300.000 mensen om het leven in Auschwitz II. De meesten werden direct na aankomst vergast, maar velen bezweken ook door de slechte omstandigheden waarin de gevangenen moesten leven.

De meeste mensen kwamen in Auschwitz-Birkenau aan per trein, vaak na een afschuwelijke, dagenlange reis in goederenwagons zonder behoorlijke sanitaire voorzieningen, en veelal zonder voedsel of water. Tijdens deze treinreis bezweken dan ook velen aan de barre omstandigheden. De trein werd dan gestopt en de lichamen werden vervolgens naast het spoor gedumpt. Bij aankomst liepen de gevangenen vanaf station Auschwitz naar het kamp. Pas in 1944 werden de rails tot in het kamp gelegd om de grote aantallen Hongaarse Joden op te vangen. De daarbij aangelegde perrons dateren uit het voorjaar van 1944. De plek waar de meeste slachtoffers tot die tijd aankwamen ligt dicht tegen het verderop gelegen hoofdspoor, en staat bekend als de Judenrampe (Jodenperron). Pas in 2006 is de plaats als herdenkingsplaats gemarkeerd, waarbij enkele verroeste rails zijn vervangen en enkele wagons zijn geplaatst. De rails naar en van de perrons in Birkenau hebben dus ‘slechts’ twee maanden gefunctioneerd. Het beeld dat de film Sophie’s choice schetst is derhalve onjuist: in de film laat men Sophie in 1942 uitstappen op de perrons in Birkenau, die in werkelijkheid toen nog niet gebouwd waren.

In 1944 werd het vernietigingsproces nog grootschaliger uitgevoerd. Hoewel het gebied dat de nazi’s bestreken steeds kleiner werd, bleven de nazi’s de untermenschen, zoals de nazi’s ze noemden, naar Auschwitz deporteren. Het aantal doden bedroeg in 1944 bijna 660.000, waarvan 438.000 tijdens Aktion Höss.

Massamoord op de Hongaarse Joden

Hongarije was tot 1944 een trouwe bondgenoot van nazi-Duitsland. Toen de Duitsers aan het oostfront flink terrein begonnen te verliezen zocht het staatshoofd van Hongarije, Miklós Horthy, contact met de geallieerden. Hitler werd hiervan op de hoogte gesteld en was er niet van gediend. Hij liet de Wehrmacht op 19 maart 1944 het land binnenvallen en zette er zijn eigen regering op. Horthy bleef wel staatshoofd.[11] In Hongarije waren de Joden wel vervolgd, maar nooit uitgeleverd aan de Duitsers. Met de nieuwe regering kwam hier verandering in. Zij dreven de Joden samen in getto’s en doorvoerkampen. Met de aanwezigheid van 760.000 Joden in het land was er nog veel ‘werk’ te verzetten voor de Duitsers.

Deze grootschalige operatie vergde wel een goede leiding, dus werd Rudolf Höss op 8 mei 1944 weer aangesteld als kampcommandant. De operatie werd eveneens naar hem genoemd, Aktion Höss. Höss begon direct met een voorbereiding van het kamp. De crematoria werden opgeknapt en verbeterd, zodat ze de grote vraag aankonden. Achter de crematoria werden diepe putten gegraven. Ook het Sonderkommando werd flink uitgebreid.

Auschwitz was het aangewezen kamp voor deze operatie. Op 29 en 30 april vertrokken de eerste twee transporten richting Auschwitz. Ongeveer 3.800 mensen werden in deze twee treinen vervoerd. Vanaf 15 mei begonnen de grootschalige deportaties. Twee weken lang waren er geen Joden vanuit Hongarije aangekomen, maar vanaf dat moment vertrokken elke dag ongeveer 12.000 Hongaarse Joden naar Auschwitz. Ze werden bij aankomst direct naar de gaskamers gestuurd. Tot 9 juli 1944 werden er 437.402 personen in 151 treinen naar Auschwitz gedeporteerd en vermoord.

De Joden moesten een treinreis van vier dagen afleggen voordat ze in Auschwitz aankwamen. De veewagons waren overvol en velen kwamen al tijdens de reis om het leven door gebrek aan eten, drinken of voldoende zuurstof. Het aantal gedeporteerden bleek zo hoog te liggen dat de crematoria het grote aantal lijken niet konden verwerken. De lijken werden in de eerder gegraven putten achter de crematoria opgestapeld en verbrand.

Horthy, onder druk staand van neutrale landen en de geallieerden, liet de deportaties van de Joden verbieden. Men had gedreigd Horthy persoonlijk verantwoordelijk te houden voor alle deportaties uit Hongarije. De deportaties werden stilgelegd, mede omdat de Duitsers hun energie nu volledig op de oorlogsvoering moesten richten.

Op 14 juli probeerde Adolf Eichmann een transport met 1.500 Joden naar Auschwitz te krijgen, maar Horthy gaf het bevel te stoppen voordat de trein de grens passeerde. Op 19 juli deed Eichmann opnieuw een poging en ditmaal slaagde hij in zijn opzet. De Joden werden naar Auschwitz gebracht en daar vergast.

Op 13 augustus arriveerde een klein transport van 131 Joden in Auschwitz, en op 18 augustus arriveerde eveneens een klein transport.Dit laatste transport omvatte 152 Joden en was tevens het allerlaatste transport vanuit Hongarije. Hiermee kwam een einde aan Aktion Höss. Meer dan de helft van alle Hongaarse Joden was gedeporteerd; het grootste deel hiervan was vermoord in Auschwitz.

Massamoord op de zigeuners

Op 16 december 1942 gaf Heinrich Himmler het bevel om alle Roma en Sinti (zigeuners) naar een concentratiekamp te deporteren. Op 29 januari 1943 maakte het Reichssicherheitshauptamt bekend dat Auschwitz de eindbestemming moest zijn voor deze bevolkingsgroep. Na het geven van dit bevel werd er een Zigeunerlager gebouwd dat zich bevond in Auschwitz II, sector BIIe.

De deportaties van zowel de Sinti als de Roma begon in februari 1943 en ging door tot juli 1944. De zigeuners kwamen aanvankelijk uit Duitsland, Oostenrijk, Polen en delen van Tsjechië (voornamelijk Moravië). Kleinere groepen waren afkomstig uit Nederland, België, Frankrijk, Joegoslavië, Litouwen, Hongarije en de Sovjet-Unie.

Er werden in totaal ongeveer 23.000 zigeuners naar Auschwitz gedeporteerd. Ongeveer 21.000 van hen waren geregistreerd in het kamp, terwijl 1700 Poolse zigeuners direct na aankomst werden vergast. Van de 23.000 gedeporteerde Sinti en Roma stierven er in totaal 20.000.

Aangezien ze werden behandeld als asociale gevangenen, moesten ze een zwarte driehoek dragen als merkteken. Ook kregen ze een serie kampnummers toegewezen. Deze kampnummers begonnen met een Z, waarna er een cijfercombinatie volgde. Het kampnummer werd op de linker onderarm getatoeëerd.

De zigeuners werden niet onderworpen aan selectieprocessen en de gezinnen bleven dus intact. Iedereen, op de 1.700 Poolse zigeuners na, werd direct na aankomst in barakken gehuisvest. Aangezien sector BIIe nog altijd in aanbouw was, werden sommige mannen gedwongen mee te helpen met de bouw van deze sector. Anderen kregen diverse klusjes in het kamp toegewezen. Een aanzienlijk deel van de gevangenen had echter geen regelmatige werktijden. Zij waren dus vaak vrijgesteld van arbeid.

Onvoldoende voedsel en een overbevolking van het Zigeunerlager zorgden voor een dramatische hygiëne in het kamp. Dit leidde regelmatig tot epidemieën, voornamelijk tyfus en diarree, wat op zijn beurt leidde tot een hoge sterfte onder de zigeuners.

De groep van 1.700 Poolse zigeuners arriveerde op 23 maart 1943 vanuit Białystok. Bij de groep werden symptomen van tyfus geconstateerd en omdat men bang was voor een uitbraak in het kamp besloot men deze groep te vergassen. Een groep Sinti en Roma die op 12 mei 1943 eveneens uit Białystok kwam werd na aankomst wél gehuisvest in de barakken. Toen de dreiging van een tyfusuitbraak steeds groter werd, werden ongeveer duizend zigeuners die afkomstig waren uit Oostenrijk of van het eerder genoemde transport uit Białystok op 25 mei vergast.

Tijdens het bestaan van het Zigeunerlager werden sommige gevangenen overgeplaatst naar andere kampen in het Derde Rijk, om daar dwangarbeid te verrichten. Sommige zigeuners werden vrijgelaten, op voorwaarde dat ze zouden worden gesteriliseerd. Er was nog een andere manier waarop men aan Auschwitz kon ontsnappen: sommige zigeuners werden vrijgelaten omdat ze in het Duitse leger hadden gediend of een militaire onderscheiding hadden gekregen. Dit moest dan wel samengaan met een gemengd huwelijk. De meest voorkomende aanleiding tot vrijlating was echter de tussenkomst van niet-zigeuners.

Het Zigeunerlager in Auschwitz II bestond tot 2 augustus 1944. Op die dag werden de ongeveer drieduizend nog levende zigeuners in vrachtauto’s gestopt en naar de gaskamers gereden, waar ze werden vergast. De gevangenen kwamen nog wel in opstand, maar de SS hield met harde hand controle over de groep.

Met de vergassing van de laatste groep zigeuners kwam er een einde aan het bestaan van de Sinti en Roma in Auschwitz. Van de 23.000 gedeporteerden stierven er ruim 20.000. De overlevenden waren overgeplaatst naar andere kampen of vrijgelaten.

Selecties

De meeste slachtoffers kwamen in Auschwitz-Birkenau aan met de trein (t.e.m. voorjaar 1944 op de zgn alte Jüdenrampe tussen het Stammlager Auschwitz en het veel grotere Birkenau (Brzezinka), vanaf mei 1944 in Birkenau zelf vlak bij de nieuwe gaskamers II en III. Deze mensen opgepropt in de beestenwagons hadden toen al een veelal dagenlange erbarmelijke treinreis achter de rug zonder water, eten en in erbarmelijke sanitaire omstandigheden. Velen van hen waren al dood bij aankomst, de rest helemaal uitgeput. Eenmaal op de Rampe aangekomen moesten de Joden de treinen snel verlaten en alles wat ze bij zich hadden achterlaten en afgeven aan leden van de gevangenen van het Kanada-Kommando. Hierna volgde direct een selectie. Zogenaamd ging het er om wie kon lopen en wie dat niet meer kon (die werden met vrachtwagens vervoerd naar de gaskamers). Deze selecties werden uitgevoerd door SS’ers samen met kampartsen. De niet voor dwangarbeid geschikt bevonden mensen (kinderen, bejaarden, zwangere vrouwen, gehandicapten), die met de vrachtwagens vervoerd werden, werden direct naar de gaskamers gestuurd, terwijl de nog voor dwangarbeid in staat geachte Häftlingen moesten lopen, eerst naar de sauna (ontsmetting, douchen en tatoeëring) om daarna naar het quarantainekamp (eerste kamp aan de rechterzijkant bij de ingang) gestuurd te worden en nadien (als ze al niet verder ‘geselecteerd werden voor de zgn ‘Sonderbehandlung’) om er te werken tot ze crepeerden. Er werd geselecteerd op basis van fysieke criteria, vakmanschap en het aantal werkkrachten dat men in Auschwitz kon gebruiken.

De selectie hield altijd in dat mannen en vrouwen gescheiden werden; vervolgens werden soms leeftijdsgrenzen bekend gemaakt en moesten kinderen en ouderen, evenals moeders van jonge kinderen zich in één rij opstellen en de overige gedeporteerden, mannen en vrouwen apart, in twee andere rijen. Soms moesten ze een SS-officier (van maart tot april 1943 een SS-arts) passeren. Deze wees naar de rij die, zo werd gezegd, moest lopen of de rij die vervoerd zou worden. Tegen verontruste mannen die meenden dat hun vrouwen en kinderen volledig gescheiden van hen ondergebracht zouden worden, werd dan wel gezegd dat zij die vrouwen en kinderen elke zondag zouden kunnen opzoeken. In sommige uitzonderlijke gevallen werd Josef Mengele opgehaald voor de soldaten. Hij zou mensen zoals de familie Ovitz – met zeven leden met pseudoachondroplasie – en meerlingen apart nemen om op hen te experimenteren.

Indien de Duitsers geen werkkrachten nodig hadden, kwam het voor dat iedereen uit een transport werd vergast. De gevangenen die geselecteerd werden om te werken, brachten enige tijd door in een quarantaineafdeling en werkten daarna in het kamp zelf of op de aan het kamp grenzende industrieterreinen. In Auschwitz zelf werd de term “selectie” nooit door de Duitsers gebruikt.

Dodenmarsen en bevrijding

Tussen 17 januari en 23 januari 1945 werden ongeveer 60.000 gevangenen geëvacueerd en met dodenmarsen naar het westen gedreven. Ongeveer 7.500 gevangenen bleven in de kampen en buitenposten omdat zij te zwak of te ziek waren om te marcheren. Zeer veel gevangenen die niet meer verder konden op deze doodsmarsen werden ter plekke doodgeschoten. Aangenomen wordt dat een geplande volledige vernietigingsoperatie alleen werd voorkomen door de snelle opmars van het Rode Leger.

Eerst werd het hoofdkamp Auschwitz I op de ochtend van 27 januari 1945 bevrijd door de Sovjettroepen (322e Infanteriedivisie van het 60e Leger van het 1e Oekraïense Front, onder leiding van kolonel generaal Pavel Alexejewitsch Kurochkin). Van de gevangenen die daar achterbleven – de cijfers variëren van 600 tot 850 mensen – stierven er 200 in de eerste dagen daarna aan uitputting, ondanks medische hulp.

Birkenau werd – ook door de soldaten van de 322ste Divisie – in de vroege namiddag van 27 januari bevrijd. In Birkenau werden bijna 5.800 uitgeputte en zieke gevangenen, onder wie bijna 4.000 vrouwen, zonder toezicht achtergelaten. In de ontsmette kazerne werden veldhospitalen opgezet om de getraumatiseerde gevangenen te verzorgen die leden aan ernstige ondervoeding en infecties.

Een paar dagen later werd de wereld op de hoogte gebracht van de wreedheden. Onderzoekers vonden meer dan een miljoen stuks kleding, ongeveer 45.000 paar schoenen en 7 ton mensenhaar, die waren achtergelaten door de bewakers van het concentratiekamp.

We kwamen behoorlijk laat in het hotel aan en hadden na de afgelopen dag geen zin meer om het centrum van Krakau te verkennen. Niet zo ver van het hotel aten we een Poolse specialiteit die je in ieder gehucht kan krijgen: de zapiekanka. De zapiekanka ontstond ten tijde van de Volksrepubliek Polen en is nog steeds populair als fastfood wegens de snelle bereidingstijd en lage kosten. In veel Poolse supermarkten zijn ingevroren zapiekanki te koop. Een zapiekanka bestaat uit een in de lengte gehalveerde baguette, waarop gebakken champignons, ui en geraspte kaas worden gelegd. Dit broodje wordt enkele minuten in een oven gelegd en geserveerd met tomatenketchup. Moderne varianten zijn Hawajska (met ananas), Grecka (met feta en olijven) en Meksykańska (met kidneybonen). Andere optionele ingrediënten zijn ham en salami.

Categorieën 2025 Polen, ReisverslagenTags , , , , ,

Plaats een reactie

search previous next tag category expand menu location phone mail time cart zoom edit close