Het kerkgebouw van 52 meter lang en 19 meter breed, met een toren van 68 meter hoog, werd gebouwd dankzij de inspanningen van de jezuïeten. Door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog kon de kerk niet eerder dan in 1921 worden ingewijd. Paus Johannes XXIII verleende de kerk op 1 juli 1960 de status van basilica minor.










Het hoogaltaar werd in de jaren 1915-1920 gebouwd. Een halve koepel met 44 mozaïeken van symbolen uit het Oude en Nieuwe Testament wordt gedragen door zestien zuilen. Boven in de koepel bevindt zich in een halve cirkel een duif, het symbool van de Heilige Geest. Aan de buitenrand van de koepel bevinden zich bas-reliëfs van het Lam Gods en daaronder de symbolen van de evangelisten.



In het voorportaal van de kerk hangt onder een mozaïek van een Romeins soldaat te paard die de gekruisigde Christus met zijn lans verwondt een plaquette met de namen van 74 jezuïeten die tijdens 1939-1945 in verschillende concentratiekampen zijn omgekomen.
