Wroclaw, een van de mooiste steden van Polen, staat bekend om zijn rijke geschiedenis, pittoreske architectuur en… honderden kleine bronzen kabouters die overal in de stad opduiken. Deze charmante beeldjes – in het Pools krasnale genoemd – zijn veel meer dan alleen toeristische attracties. Geschiedkundigen, journalisten en gewone inwoners van Wroclaw buigen zich al jaren over de vraag waar de kabouters toch vandaan komen.






De eerste vertelt over de Odrzanski Kobold. De Kobold kwam naar Wroclaw na een korte tocht op een vlot en vond deze plek ideaal voor een aantal streken. Gedurende lange tijd kwelde en plaagde hij de inwoners van de stad. Het stadsbestuur verzocht de kabouters om hulp. De kabouters, onder leiding van de meest sympathieke van hen, de Aardigste, vingen het kwaadaardige schepsel en legden hem vriendelijk, doch streng uit dat zijn tijd van kwade streken voorbij was. De Kobold vertrok weer over het water met zijn vlot en de inwoners van de stad konden de straten bewandelen zonder bang te hoeven zijn dat iemand had geknoeid met hun schoenveters. Als blijk van dank besloot het stadsbestuur een klein deel van de stad aan de kabouters te geven. De kabouters voelden zich al snel thuis in de straten en zorgden ervoor dat niemand iets vervelends overkwam. Zo ontstond ook de Grote Ondergrondse Kabouterstad, waar tot op heden de kabouters nog steeds regeren. Het goede nieuws over deze kaboutervriendelijke plek verspreidt zich over de wereld, waardoor er steeds meer kabouters op de straten van Wroclaw verschijnen.
Een andere populaire theorie zegt dat de eerste kabouters pas in de jaren tachtig van de 20e eeuw in Wroclaw verschenen. Toen verschenen er op de muren tekeningen met een gelijkenis van een kabouter: een lachende kabouter in een oranje cape, met een bloemetje in de hand. Deze tekeningen waren het werk van een beweging die zich het Oranje Alternatief noemde, en met behulp van humor en kabouters de strijd aanbond met de absurditeiten uit de communistische periode. De meeste tekeningen verschenen in de Świdnicka-straat, waar je tot de dag van vandaag nog steeds een paar kabouters kan vinden. Op deze manier hadden de kabouters hun aandeel in de omverwerping van het communisme, en dankzij mensen zoals de activisten van het Oranje Alternatief is de werkelijkheid waarin wij nu leven, aanzienlijk kleurrijker.
Nog een andere theorie zegt simpelweg dat de eerste, historische kabouter in Wroclaw verscheen. Eeuwen geleden, toen Wroclaw nog een klein gehucht was, hielpen de kabouters in het huishouden en het oogsten van graan – ze herstelden de kleding van vogelverschrikkers, ze naaiden gaten in zakken, en zorgden voor de juiste scherpte van landbouwwerktuigen. In ruil voor een dak boven het hoofd, veiligheid en een paar kruimels brood, woonden ze graag samen met de toenmalige bewoners. Deze vriendschap duurde vele jaren.
Sindsdien is het aantal kabouters explosief gegroeid – inmiddels zijn er meer bijna 1000 beeldjes verspreid over heel Wroclaw. Elk van hen heeft een eigen naam, beroep en persoonlijkheid: van programmeur tot brandweerman, van violist tot toerist. Sommige vertegenwoordigen ook maatschappelijke waarden, zoals toegankelijkheid – er zijn dwergen in rolstoelen en met blindengeleidehonden.







In de verkiezingen van 1933 kreeg Hitlers NSDAP een krappe meerderheid van de stemmen. Hiermee begon de nationaalsocialistische tijd in Breslau die voor de stad tragisch zou eindigen. De Joodse gemeenschap werd geëlimineerd. Breslau werd in 1944 door luchtbombardementen direct in de oorlog betrokken en vervolgens door Sovjettroepen in de as gelegd tijdens hun omsingeling nadat de nazi’s de stad tegen alle militaire logica in tot vesting hadden verklaard. In 1939 was Breslau de derde stad van Duitsland met meer dan 650.000 inwoners. Na de vlucht van de nazitop greep de bevolking de kans om aan Sovjet-wraak te ontkomen door naar het nabije Reuzengebergte te vluchten. Driekwart zocht daar een schuilplaats en velen kwamen weer terug toen de Sovjetbezetting van Silezië een feit was. In de zomer van 1945 bleken er nog driehonderdduizend bewoners, de helft van het oorspronkelijke aantal, in de stad te zijn.
Tachtig procent van de gebouwen ging aan het eind van de oorlog verloren of werd zwaar beschadigd, en in de eerste jaren na de oorlog zou het verval doorgaan. Pas in de jaren vijftig werd een omvangrijk restauratieprogramma ter hand genomen, toen definitief vaststond dat Breslau de Poolse stad Wroclaw zou worden. Inmiddels was dit Wroclaw in handen van de Poolse overheden gegeven, en de Duitse bevolking, waarvan er nog 300.000 waren overgebleven, werden onteigend en tot vreemdeling verklaard, om vervolgens op transport gesteld te worden naar het westen. Als nieuwe bewoners komen dan grotendeels vluchtelingen uit de door Polen aan de Sovjet-Unie afgestane gebieden. Een halve eeuw na de oorlog woonden er weer evenveel mensen als in de vooroorlogse tijd. Zij hebben de oude stad deels herbouwd, nadat deze jarenlang in puin had gelegen en zelfs verder was gesloopt om stenen te verkrijgen voor de wederopbouw van Warschau.






















