Na de Eerste Wereldoorlog stierven de laatste twee vrije populaties wisenten uit in het Białowieża-bos (1919) en in de Kaukasus (1927). Slechts 54 dieren overleefden de ineenstorting van de populatie van de soort, waaronder 39 die rechtstreeks afstamden van de Białowieża-populatie, die destijds in dierentuinen en privécollecties leefden. Dankzij de afstammelingen van deze dieren was het mogelijk om aan de slag te gaan met de restitutie van de soort.
Op 19 september 1929 werden als eersten de bizon Kobold uit Denemarken en de mannelijke Borusse uit Duitsland naar Białowieża gebracht.
In 1932 werd het reservaat uitgebreid van 22 tot 59 hectare door toevoeging van een groot verblijf van 37 hectare, bedoeld voor raszuivere bizons. In een van de kleine boerderijen waren er showvoorstellingen, die toeristen vanaf een speciale tribune konden bekijken. Tijdens de Tweede Wereldoorlog overleefden de dieren en eind 1944 waren er 17 bizons in het Białowieża-reservaat, waarvan 4 van de Białowieża-lijn en 13 van de Białowieża-Kaukasische lijn. In 1945 werd begonnen met de bouw van een nieuw bizonreservaat. De nieuwe faciliteit met een oppervlakte van 123 ha grensde aan de oude. Hun totale oppervlakte na de fusie in 1946 bedroeg 203 ha.
Het Bialowieski reservaat werd opgericht in 1937 en was aanvankelijk een plaats van restitutie van de bostarpan. Momenteel wordt dit gebied gebruikt als dierentuin waar toeristen o.a. wolven en wisenten kunnen bekijken.







