
Vooraleer we na 1 nachtje Heraklion verder reisden naar Chania bezochten we nog twee belangrijke bezienswaardigheden in de buurt.
Knossos is een archeologische site in de buurt van Heraklion. Opgravingen door Arthur Evans tussen 1900 en 1931 hebben er het grootste paleis van de Minoïsche beschaving blootgelegd, als middelpunt van wat de eerste stad van Europa is genoemd. De vroegste bewoning was een neolithisch dorp vanaf ongeveer 7000 v.Chr., maar het hoogtepunt situeerde zich in de bronstijd. Knossos werd rond 1450 v.Chr. verwoest en overgenomen door de Myceners. Het paleis werd enkele generaties nadien verlaten, al werd Knossos enige tijd later herbevolkt. Het was ook in de klassieke, hellenistische en Romeinse periode een Kretenzische stad van belang, tot de bewoners in de 9e eeuw naar het huidige Heraklion verhuisden.

Knossos is een belangrijke plek in de Griekse mythologie. De koning van Kreta, Minos, wilde van zeegod Poseidon een teken ontvangen zodat hij wist dat hij de rechtmatige koning was. Poseidon stuurde hem hierop een witte stier, maar stelde wel de voorwaarde dat deze meteen geofferd werd. Minos ontving de stier, maar offerde het dier niet. Poseidon besloot Minos hierop te straffen. Hij zorgde ervoor dat Minos’ vrouw Pasiphaë verliefd werd op de stier. Ze had zelfs geslachtsgemeenschap met het dier. Dit kon doordat de architect Daedalus een houten holle koe had gebouwd waarin Pasiphaë liggend het zaad van de stier kon ontvangen. Nadat de stier Pasiphaë had bevrucht werd de Minotaurus uit haar geboren.

De Minotaurus bleek ontzettend sterk en werd daarom opgesloten in het paleis van Knossos in een labyrint dat door Daedalus werd gebouwd. Iedere negen jaar werden er zeven jongens en zeven meisjes uit Athene in het labyrint van de Minotaurus losgelaten. Koning Minos had Athene namelijk verslagen en dreigde het land te verwoesten als de Minotaurus niet met inwoners van Athene werd gevoerd. In Athene werd om de negen jaar via het lot bepaald wie er mee moest om gevoerd te worden aan de Minotaurus.
Theseus – koningszoon van Athene – kon het niet verkroppen dat er jongens en meisjes werden gevoerd aan de Minotaurus en liet zich op een dag inschepen tijdens een nieuwe lichting. Toen ze aankwamen op Kreta telde koning Minos vijftien personen. Toen de koning de vraag stelde waarom er dit keer één extra persoon het labyrint in ging, vertelde Theseus dat hij de Minotaurus wilde doden. Minos bespotte hem en verkondigde dat hij als eerste gevoerd zal worden.
Minos’ dochter Ariadne zag Theseus en werd verliefd op hem. Toen hij haar beloofde later met haar te trouwen beslot ze hem te helpe,. Ariadne gaf Theseus een zwaard mee en een draad. Met de hulp van Ariadne vond Theseus de weg terug uit het doolhof nadat hij de Minotaurus had gedood. Theseus had de draad om zijn middel gebonden en vond zo na het doden van het monster de weg weer terug.

In de 19e eeuw werd vaak materiaal van een terrein iets ten zuiden van de Kretenzische hoofdstad Heraklion gebruikt om huizen te bouwen in die stad. Vermoed werd dat op dat terrein de resten lagen van het kolossale Minoïsche paleis van Knossos. Arthur John Evans vond het in 1878 de moeite waard om te onderzoeken wat voor gebouw hier had gestaan, voordat alle sporen door de huizenbouw waren uitgewist. Hij begon met opgravingen bij Knossos en het werd al snel duidelijk dat hier een Minoïsch paleis had gestaan. Hij veronderstelde dat dit het paleis van Minos was en meende dat er een kern van waarheid moest zitten in de verhalen over de Minoïsche beschaving op Kreta. ‘Minos’ zou de titel zijn geweest voor ‘koning’. Het was gebruikelijk in de klassieke oudheid om jonge mensen van naburige, vooral ondergeschikte koninkrijken te laten overkomen om aan het hof te leven. Deze transactie gold tegelijk als een soort bezegeling van een vredesverdrag en men kon het jaarlijks schenken van jonge mensen aan het hof ook als een vorm van tribuut beschouwen.

Bij de opgravingen werd de westelijke vleugel van het paleis ontdekt. Men vond er veel aardewerk, vazen en kannen en het beroemde stierenfresco.

Het onderzoek werd na de Tweede Wereldoorlog voortgezet en de hele opgraving beslaat 2,5 hectare. Behalve het paleis zelf, werd er aan de overkant van de huidige weg een klein paleis gevonden, en op andere plekken een koninklijke villa, enkele Minoïsche villa’s en een tempelgraf, maar deze zijn niet voor het publiek opengesteld.
Op de Kefala-heuvel, ongeveer honderd meter boven de zeespiegel en vijf km van de oude haven Poros-Katsabas, lag het paleis van Knossos. Het werd gebouwd in 1950-1800 v.Chr. en werd meer dan eens omgebouwd totdat het omstreeks 1300 v.Chr. definitief werd verwoest.

Het paleis is volgens moderne archeologen in een drietal fasen rondom een centraal plein opgebouwd. De functie van dit plein zou voor volksvergaderingen zijn geweest, eventueel gekoppeld aan festivals. De brede trappen zouden vooral zit- of staanplaatsen zijn geweest. Later is het plein door meer gebouwen omringd en ten slotte werd de noordelijke ingang door een poortcomplex afgesloten. Dit laatste zou zijn gebeurd in de tijd dat er zich een veiligheidsprobleem begon voor te doen, toen om die reden ook de heiligdommen op de hoogten werden aangelegd. De reden daarvoor zou de komst van plunderende volken van overzee zijn geweest en wordt aan het begin van de Myceense beschaving gesitueerd.

Een van de belangrijke vondsten is het beeld van 34 cm grootte van de Slangengodin, die in beide handen een slang houdt. De armpjes zitten in feite los en kunnen worden verdraaid en ook het hoofd staat er los op. Het beeld bevindt zich tegenwoordig in het Archeologisch Museum Heraklion. Behalve de ‘troonzaal’ zijn er kleine kamertjes en verborgen opbergruimtes onder de grond gevonden, die met beelden van godinnen of priesteressen waren gevuld. Evans heeft hier in 1901 de drie gipsfragmenten gevonden waaruit het fresco van ‘de prins van de lelies’ is gereconstrueerd. Sommigen beweren dan ook dat Knossos geen paleis was, de stelling waar Evans aanvankelijk van uitging, maar een tempel. Anderen zijn dan weer van mening dat het een collectieve opslagplaats van goederen, vooral voedselreserves, was die centraal werd beheerd. Zoals het door Herodotus is beschreven was het in ieder geval een enorm bouwwerk met honderden kamers.

De verwoestingen die zich rond 1700 v.Chr. op Kreta voordeden, lijken Knossos niet zwaar te hebben getroffen. Er zijn aanwijzingen, zoals brandsporen, dat er rond 1450 v.Chr. in Knossos delen verloren zijn gegaan, zij het wellicht in mindere mate dan elders op het eiland. Een grote aardbeving zou hiervoor verantwoordelijk zijn geweest.

De uiteindelijke verwoesting, moeilijk te dateren, wordt vaak rond 1300 v.Chr. gesitueerd. Daarbij heeft een stadsbrand waarschijnlijk een rol gespeeld, omdat er met vuur kleitabletten werden gebakken. Als de verwoesting met een aardbeving te maken had, moeten er ook andere oorzaken zijn geweest waarom Knossos niet zoals eerder werd heropgebouwd.

Evans kocht in 1899 de grond om opgravingen te kunnen doen. Hij begon vrijwel direct met het opgraven en restaureren van wat hij het paleis noemde en ging hier tot 1931 mee door. Vrijwel het hele paleis is in die periode blootgelegd en zijn er veel vondsten gedaan. Aardewerk en vazen, maar ook de oudste geplaveide weg van Europa, badkuipen en schoolbanken.

Evans heeft daarna op de ruïnes het enorme paleis voor een deel weer opgebouwd, zoals hij vermoedde dat het er moest hebben uitgezien. Het bestond oorspronkelijk uit een stenen bouwwerk als drager van muren van tegels uit leemsteen, waarboven balken waren gelegd. Maar die zijn ooit door brand verwoest en de tegels zijn vervolgens door de regen vergaan. Evans heeft onder andere de houten balken door betonnen balken vervangen. Over de manier waarop hij Knossos restaureerde zijn de meningen verdeeld. Hij ging te werk met enige verbeelding en maakte veel gebruik van beton en staal. Critici voeren aan dat zijn reconstructie meer over de art deco van de jaren ‘20 zegt dan over de Minoïsche beschaving.







In het Archeologisch Museum van Heraklion wordt de Minoïsche beschaving bijna in haar geheel gepresenteerd. De exposities omvatten voorwerpen uit alle perioden van de Kretenzische prehistorie en geschiedenis, die ongeveer 5500 jaar beslaan, van het Neolithicum tot de Romeinse tijd. Unieke meesterwerken van de Minoïsche kunst nemen een dominante positie in in haar collecties. De collectie Minoïsche antiquiteiten is de belangrijkste ter wereld.
Het museum werd opgericht in 1883 en bevatte toen een kleine collectie antiquiteiten. In de jaren na de eeuwwisseling werd een gebouw opgetrokken. Na drie aardbevingen in 1926, 1930 en 1935, werd een nieuw gebouw gebouwd, dat zowel natuurrampen als de Duitse bombardementen tijdens de Tweede Wereldoorlog overleefde. Ook de collectie overleefde de oorlog en was nog in intacte staat. Het museum heropende de deuren in 1952. In 1964 opende een nieuwe vleugel. Van 2006 tot mei 2013 werd het museum gerenoveerd.










Het museum bestaat uit zevenentwintig zalen, genummerd in Romeinse cijfers. Zaal XIII tot en met XXV bevindt zich op de eerste verdieping, de andere vijftien zalen op het gelijkvloers. De collectie bestaat vooral uit Minoïsche vondsten uit onder meer Agia Triada, Archanes, Knossos, Phaestus en Zakros. Ook zijn er zalen waarin Myceense, Dorische, Oud-Griekse en Romeinse kunst wordt tentoongesteld. In de museumtuin worden overblijfselen van het Venetiaans klooster van de Heilige Franciscus getoond.
Belangrijkste kunstschatten:
Schijf van Phaistos

De Schijf van Phaistos is een schijf van klei, mogelijk vanuit de middelste of late minoïsche bronstijd (tweede millennium voor Christus), met een tekst in een onbekende taal. Het doel en de oorspronkelijke productieplaats blijven betwist. De schijf werd in 1908 ontdekt door de Italiaanse archeoloog Luigi Pernier tijdens de opgraving van het Minoïsche paleis van Phaistos. Het heeft een diameter van ongeveer 15 cm en is aan elke zijde bedekt met een spiraalvormige tekst, bestaande uit een totaal van 241 tekens, waarvan 45 uniek, die werden gemaakt door individuele tekenstempels op de zachte klei te drukken. Hoewel de unieke kenmerken in eerste instantie ervoor zorgden dat sommige wetenschappers dachten dit het om een vervalsing of hoax ging, wordt de schijf nu algemeen geaccepteerd door archeologen als authentiek.
Slangengodinnen

De Knossos-beeldjes dateren uit het einde van de Minoïsche beschaving, rond 1600 v.Chr. Het was Evans die de grootste van zijn paar beeldjes een “slangengodin” noemde, de kleinere een “slangenpriesteres”; Sindsdien is gedebatteerd of Evans gelijk had, of dat beide beeldjes priesteressen weergeven, of beide dezelfde godheid of verschillende goden weergeven.
De grotere van deze figuren heeft slangen over haar armen. Bij de vondst ontbrak het lichaam onder de taille, één arm en een deel van de kroon. Ze heeft prominente blote borsten, met wat een of meer slangen lijkt te zijn die eromheen kronkelen. Vanwege de ontbrekende stukken is het niet duidelijk of het een of meer slangen rond haar armen zijn. Haar jurk omvat een dikke riem met een “heilige knoop”.

De kleinere figuur houdt twee slangen in haar handen en de figuur op haar hoofddeksel is een kat of panter. Het hoofd en de linkerarm onder de elleboog ontbraken. Het hoofd en de arm werden gereconstrueerd door Evans en een van zijn restaurateurs.
Dolfijnfresco

Het Dolfijnfresco is een prachtig zeegezicht en een decoratief meesterwerk. Twee dolfijnen worden getoond, zwemmend tussen kleine blauwe, gele en roze vissen. De lichtblauwe achtergrond met een donkerder blauw netpatroon vertegenwoordigt het oppervlak van de zee. De fragmenten van het fresco werden gevonden in de kamer van de koningin in het paleis van Knossos, en Evans geloofde dat het een muur boven de ingang sierde. Een andere interpretatie is dat de fresco waarschijnlijk een vloer op de bovenste verdieping heeft versierd in plaats van een muur.
Hagia Triada-sarcofaag

Dit meesterwerk is een unieke stenen sarcofaag die werd ontdekt nabij de villa van Hagia Triada door de Italiaanse archeoloog Roberto Paribeni in 1903. Het buitenoppervlak is bedekt met een dunne laag gips en geschilderd in de frescotechniek. De friezen die het hele oppervlak bedekken, zijn geschilderd in levendige kleuren en bieden waardevolle informatie over de begrafenisgebruiken van hooggeplaatste ambtenaren van Kreta in het Myceense tijdperk. Aan de ene lange kant, aan de rechterkant, wordt de overleden man voor zijn graf getoond, met een lange tuniek tijdens het ontvangen van giften. Aan de linkerkant gieten priesteressen offers in een bad. Aan de andere lange kant worden andere begrafenisrituelen afgebeeld, zoals een stierenoffer op een altaar voor een heiligdom met een heilige boom. De gebeurtenissen gaan gepaard met muziek, terwijl de aanwezigheid van de godheid wordt aangegeven door vogels. Aan de twee smalle zijden kunnen de figuren in strijdwagens een symbolische weergave zijn van de laatste reis van de overledene. De sarcofaag lijkt te zijn gebruikt voor de begrafenis van een bijzonder eminente persoon, zoals we zien aan het materiaal en de kwaliteit van de constructie.
Fresco van ‘De prins van de lelies’

‘De prins van de lelies’ is misschien wel het beroemdste van alle Minoïsche fresco’s en toont een jonge man tegen een rode grond. De levensgrote mannelijke figuur draagt een kleurrijke lendendoek en riem, en een majestueuze kroon van lelies en pauwenveren. Volgens archeoloog Arthur Evans was dit de “heerser van Knossos”, de “priester-koning”, de personificatie van religieuze en seculiere macht. Andere geleerden identificeren de “prins” als een atleet, een bokser, een heerser of een priester(es). De slechte staat van het fresco zorgt ervoor dat het geslacht van de figuur (rood voor mannelijk en wit voor vrouwelijk) niet meer te achterhalen is. Wel is echter zeker dat het hoofdtooi en het symbool van de lelie een religieuze betekenis hebben en dat de afgebeelde figuur een zeer belangrijke positie had in de Minoïsche samenleving. De fresco werd ontdekt in de zuidelijke vleugel van het paleis van Knossos.










Na het bezoek aan het Archeologisch Museum reden we verder naar de stad waar we drie nachten zouden verblijven en de reis zouden afsluiten: Chania.