Onze ochtend spendeerden we in het Nationaal Archeologisch Museum dat een van de meest vooraanstaande collecties van oud-Griekse kunst bevat.
Enkele hoogtepunten uit de collectie:
Het mechanisme van Antikyhera

Het mechanisme van Antikythera (ca. 140-80 v.Chr.) is een analoge computer die in 1901 uit een gezonken schip werd opgedoken, in de buurt van het Griekse eiland Antikythera. Het apparaat, met 29 door corrosie aangetaste bronzen tandwielen bleek gebruikt te kunnen worden om ingewikkelde astronomische tijdsberekeningen mee uit te voeren, zoals het berekenen van zonsverduisteringen. In 2008 werd ontdekt dat het daarnaast ook de kalender van culturele evenementen zoals de Olympische Spelen kon weergeven.
Het uit de eerste of tweede eeuw voor Chr. stammende mechanisme bestaat uit verschillende lagen gegraveerde platen en tandwielen. Het mechanisme gaf informatie over de stand van de zon, de maan en vier van de toen bekende planeten. Een maanwijzer gaf de maanfasen weer, een andere wijzer gaf informatie over de opkomst en de ondergang van de voornaamste heldere sterren. Het was zo geavanceerd dat een datum ingevoerd kon worden door middel van een aantal draaischijven waarna de gewenste informatie op de wijzerplaten getoond werd. En omgekeerd, door de wijzer op een belangwekkende astronomische gebeurtenis te zetten – bijvoorbeeld een maansverduistering – kon de bijbehorende datum afgelezen worden. De datum werd aan de voorzijde aangegeven op de Egyptische kalender.
Voor zover bekend was het mechanisme van Antikythera gedurende meer dan 1200 jaar het ingewikkeldste navigatie-instrument dat geproduceerd is. Latere modellen kenmerkten zich door een veel lagere complexiteit met circa acht tandwielen. Het mechanisme getuigt van een vakmanschap dat pas in de 18e eeuw weer bereikt werd.
Masker van Agamemnon

Het zogenaamde masker van Agamemnon is een gouden dodenmasker dat in 1876 door Heinrich Schliemann tijdens een opgraving in Mycene is gevonden. Hij vermoedde dat het masker op het gelaat van de uit de Ilias bekende koning Agamemnon werd gelegd toen hij in zijn graf lag. Sindsdien is echter duidelijk geworden dat het masker enige eeuwen ouder is dan de tijd waarin Agamemnon zou hebben geleefd. De naam is echter wel gebleven. Het gouden dodenmasker wijst duidelijk op het geloof in een leven na de dood en het bewijst ook dat de Myceners aanleg hadden voor het smeden van goud.
Poseidon van Artemision

Het beeld werd gevonden in een Romeins scheepswrak in de zee bij de Kaap van Artemision. In 1926 werd het eerste deel van het beeld, een arm, gevonden. In 1928 werd de rest van het lichaam ontdekt. Omdat het schip waarin het beeld in de oudheid vervoerd werd schipbreuk had geleden, bleef het beeld gespaard van vernietiging. Vele bronzen beelden werden namelijk aan het einde van de oudheid omgesmolten. Het beeld werd grondig gerestaureerd en tentoongesteld in het Nationaal Archeologisch Museum van Athene. Het is een van de weinige antieke bronzen beelden die tegenwoordig nog te bezichtigen zijn.
Het beeld is zo’n 2,09 m hoog en 2,10 m breed en stelt waarschijnlijk een naakte god of atleet voor. Men weet niet zeker wie er wordt voorgesteld. Men denkt dat het de Griekse zeegod Poseidon is, die op het punt staat zijn drietand in zijn rechterhand te gooien. Een tweede theorie is dat de Griekse oppergod Zeus wordt afgebeeld, die zijn bliksemschicht aan het gooien is. Een derde theorie is dat het een Griekse atleet is, die zijn speer aan het gooien is. Deze laatste theorie vindt weinig aanhang. Vooral de eerste en tweede theorie wordt het meest gebruikt. De kunsthistorici ondersteunen hun theorie door te refereren aan de geschriften en door andere beelden met elkaar te vergelijken. Poseidon en Zeus vertonen daarin veel gelijkenissen. Beiden hebben een brede borst, lang afhangende lokken en schitterende ogen. Het enige verschil is dat Poseidon hoekigere gelaatstrekken heeft en een iets verwarder hoofdhaar. In de antieke voorstellingen hield Poseidon zijn drietand niet horizontaal in tegenstelling tot Zeus die een bliksemschicht horizontaal in de arm hield. Sommige kunsthistorici zijn er daardoor ook van overtuigd dat het beeld de god Zeus voorstelt. Archeologen en kunsthistorici discussiëren hier nog steeds over.
Het materiaal waaruit de (verdwenen) ogen bestonden is niet zeker, waarschijnlijk ijzer, steen of een soort gebeente. De wenkbrauwen waren vervaardigd van zilver en de lippen en tepels van rood koper.
Ruiter van Artemision

De Ruiter van Artemision is een kolossaal bronzen beeld uit de Griekse hellenistische periode. Het beeldt een jonge jongen op een paard af en werd waarschijnlijk gemaakt tussen 150 en 146 v.Chr. Het is zeldzaam dat dit beeld de tand des tijds overleefd heeft. Veel bronzen beelden werden enige tijd na hun schepping voor hun grondstoffen omgesmolten. Dit beeld werd echter van de ondergang gered, doordat het verloren ging tijdens een scheepsramp in de oudheid, alvorens te worden herontdekt in de twintigste eeuw. Ook is het beeld zeldzaam omdat het een van de weinige Oud-Griekse beelden is die een renpaard afbeeldt. De kunstenaar is onbekend.
Het standbeeld werd gevonden in 1926 in een scheepswrak in de Kaap van Artemision, hetzelfde wrak waar ook de Poseidon van Artemision werd gevonden. De eerste delen van het ruiterstandbeeld werden teruggevonden in 1928, waarna er in 1936 en 1937 meer delen gevonden werden. Het standbeeld werd later weer in elkaar gezet, na de restauratie van de staart en het lichaam van het paard. Sinds 1972 wordt het tentoongesteld in het Nationaal Archeologisch Museum.
Het ruiterstandbeeld is ongeveer levensgroot, met een lengte van 2,9 meter en een hoogte van 2,1 meter. Het werd in stukken gegoten. Sommige onderdelen ontbreken, zoals de zweep en teugels van de berijder en het hoofdstel van het paard. Het paard en zijn berijder zijn realistisch weergegeven. Het paard is vastgelegd alsof het wegveert in galop, met zijn achterste benen op de grond en zijn voorpoten omhoog. Het brons van de achterpoten is dikker, wat aangeeft dat dat de belangrijkste delen van het standbeeld waren. Op de rechterdij van het paard is het beeld van de godin Nikè gegraveerd, met een krans in opgeheven handen, een merk voor renpaarden in het Oude Griekenland. De kleine jongen op het paard is slechts 84 centimeter lang en ongeveer 10 jaar oud. Op basis van zijn fysionomie is het mogelijk dat hij uit Afrika afkomstig is. Ook het feit dat de jongen zwart gepatineerd is duidt hierop. Zijn kapsel is echter Grieks, wat een gemengde afkomst suggereert.
Efebe van Marathon

De Efebe van Marathon of Marathonjongen is een oud-Grieks bronzen beeld, gedateerd rond 340-330 v.Chr. en gevonden in de Egeïsche Zee in de Baai van Marathon in 1925. De afgebeelde jongen is waarschijnlijk de winnaar van een atletiekwedstrijd door de band op het hoofd, die eindigt in een rechtopstaand blad boven het voorhoofd. Het voorwerp dat hij in zijn rechterhand hield is niet bewaard gebleven. De opgeheven arm en de gewichtsverdeling geven aan dat in zijn oorspronkelijke context deze efebe leunde tegen een verticale steun, zoals een kolom. Het heeft een hoogte van 1,30 m en is een van de meesterwerken van de late klassieke periode.
Aphrodite, Pan en Eros

Het beeld werd rond 100 voor Christus gemaakt door een man genaamd Dionysius, volgens de inscriptie:
Dionysius van Berytos, zoon van Zeno, zoon van Theodoros,
[doneert het beeld] als weldoener aan de voorouderlijke goden
voor zichzelf en zijn kinderen.
De marmergroep werd in 1904 ontdekt op het eiland Delos, is gemaakt van Parian-marmer en is 1,55 m hoog (inclusief de basis).
Aphrodite, de mooie naakte godin van schoonheid en liefde, wordt frontaal afgebeeld met goed geknipt haar en vastgebonden met een sjaal die in een strik boven haar scheiding is vastgebonden. Ze heeft zich volledig uitgekleed en bereidt zich mogelijk voor op een bad, met uitzondering van een sandaal die nog steeds aan haar rechtervoet zit. Ze plaatst haar gewicht op haar rechterbeen, terwijl de manier waarop ze haar linker, ontspannen been buigt, haar houding sierlijk maakt. Ze gebruikt haar linkerhand om haar schaamstreek te bedekken, in een poging deze met haar handpalm te beschermen tegen de amoureuze avances van de gehoornde Pan met geitenpoten, in profiel afgebeeld, die op zijn beurt haar linkerpols met zijn eigen linkerhand heeft gegrepen in een poging die weg te rukken en haar dichter naar hem toe te trekken. Het gespierde lichaam en de prominente aderen van Pan, vooral te zien op zijn linkerarm, illustreren ook de dierlijke aard van de god, terwijl hij Aphrodite probeert zover te krijgen dat hij seksuele handelingen met hem verricht, wat ze afwijst.
Met haar andere hand zwaait Aphrodite met haar sandaal (waarbij haar linkervoet bloot blijft) terwijl ze hem probeert af te schrikken. Aphrodite’s gevleugelde zoontje Eros, de god van de romantische liefde, probeert op dezelfde manier zijn moeder te helpen haar aanvaller af te weren door Pan’s rechterhoorn vast te pakken en hem weg te duwen. Pan leunt op een boomstam (de marmeren steun van het beeld), bedekt met dierenhuid, en heeft zijn jachtstok aan de voet van de stam achtergelaten. Hij heeft twee lange en puntige hoorns, zijn gezicht is bedekt met bont en zijn harige poten eindigen in geitenhoeven. Hij is via zijn linkerbeen tot aan de billen verbonden met de marmeren steun.
Het beeld combineert de heroïsche naaktheid, vertegenwoordigd door de godin, en de contrasterende wilde, dierlijke, Dionysische naaktheid die Pan belichaamt. Het is beschreven als een “karakteristiek voorbeeld van Hellenistische rococo.”
De rechterarm van de godin en het bovenste deel van het hoofd, evenals de benen en de linkerarm van Eros, moesten opnieuw worden vastgemaakt omdat ze waren afgebroken. De rechterarm van Eros ontbreekt. Pan’s rechterbeen en hoorns moesten ook opnieuw worden vastgemaakt. Drie vingers van de linkerhand van Aphrodite en de middelvinger van haar rechterhand werden aangevuld met gips.
Antikythera Ephebe

De Antikythera Ephebe is een Grieks bronzen beeld van een jonge man dat in 1900 door sponsduikers werd gevonden in het gebied van het oude scheepswrak Antikythera. Het was de eerste van de reeks Griekse bronzen sculpturen die in de Egeïsche Zee en Middellandse Zee in de twintigste eeuw gevonden werden en die de moderne kijk op de oude Griekse beeldhouwkunst fundamenteel hebben veranderd. Het wrak, dat verging tussen 70 en 60 v.Chr. bevatte ook het mechanisme van Antikythera, een karaktervolle buste van een stoïcijnse filosoof en een schat aan munten.
De Ephebe, die 1,96 meter meet, iets meer dan levensgroot, werd in talloze fragmenten teruggevonden. De eerste restauratie werd in de jaren vijftig herzien onder leiding van Christos Karouzos, waarbij de ogen, de buik, de verbinding tussen de romp en het rechter bovenbeen en de positie van de rechterarm werden gewijzigd; de herrestauratie wordt universeel als een succes beschouwd.
Het beeld, gedateerd rond 340-330 v.Chr., is een van de meest briljante producten van de Peloponnesische bronzen beeldhouwkunst.
Aphrodite van Syracuse

Het beeld werd gevonden in het Zuid-Italiaanse Baiae. Het is gemaakt van Parian-marmer, heeft een hoogte van 1,8 m en dateert uit de tweede eeuw na Christus.
Het beeld werd gerestaureerd door de beeldhouwer Antonio Canova, omdat het aanvankelijk geen hoofd, nek en rechterarm had. Aphrodite wordt grotendeels naakt afgebeeld, met alleen een mantel over haar billen die met haar linkerhand op haar geslachtsdelen wordt gehouden. De rest van het kledingstuk valt achter en naast haar op de grond. De brede stroom stof vervult tevens de functie van standbeeldsteun. De twee voeten staan dicht bij elkaar op een sokkel, waarbij het linkerbeen als steunpoot dient. Met haar rechterhand probeert de godin haar linkerborst te bedekken. Het hoofd is naar links gedraaid. Het beeld is gebaseerd op een beeld van de beroemde beeldhouwer Praxiteles en is een Romeinse kopie van een Grieks origineel.
Poseidon van Melos

Het beeld werd in 1877 gevonden op het eiland Melos, waar in 1820 ook de beroemde Venus van Milo werd gevonden. Het is gemaakt van Parian-marmer en heeft een hoogte van 2,35 meter, waardoor het meer dan levensgroot is. Het beeld werd in verschillende stukken teruggevonden die weer aan elkaar zijn bevestigd. Delen van de linkervoet en van de mantel zijn moderne recreaties. Delen van de neus, baard en haar ontbreken.
De zeegod wordt naakt tot aan zijn middel afgebeeld in een ontzagwekkende houding, met zijn gespierde rechterarm omhoog, waarschijnlijk om een (nu verloren gegane) drietand vast te houden. Zijn mantel hangt om zijn heupen en bedekt zijn benen en geslachtsdelen; hij houdt hem met zijn linkerhand aan zijn zijde vast. Zijn rug is ook gedeeltelijk bedekt; op zijn linkerschouder ligt een stukje stof, op mysterieuze wijze opgehangen. Zijn gewicht rust op zijn rechterbeen, zijn linkerbeen blijft vrij. De spieren van zijn armen en zijn lichaam zijn over het algemeen zeer fijn bewerkt. Het hoofd is iets naar links gekanteld en zijn blik is in de verte gericht. Rechts achter het beeld bevindt zich een dolfijn, die dient als extra ondersteuning voor het gewicht van het beeld. De pose is standaard voor Poseidon, Zeus en Hades.
Verder zijn er nog vele duizenden andere voorwerpen te vinden waardoor je met een bezoek een paar uurtjes zoet bent.














Na een lichte lunch en een ritje met de metro was het tijd voor hét symbool van Athene: de Akropolis, gelegen op een 156 meter hoge tafelberg in het centrum van de stad.

Hoewel er sporen van nóg oudere bewoningsvormen zijn gevonden, valt de eerste belangrijke periode in de Myceense tijd, tussen 2000 en 1200 v.Chr. Evenals in Mycene zelf was de koningsburcht hier de kern van het complex: uit de 13e eeuw v.Chr. stamt de 6 m dikke ommuring van zware blokken steen.
De Akropolis bleef de religieuze kern van de stad, ook toen de bevolking zich in de benedenstad ging vestigen en de stad zich begon uit te breiden. De beschermgodin Athena had er haar belangrijkste heiligdom, de Oude Athenatempel, gebouwd in de 6e eeuw v.Chr. De tiran Pisistratos liet de pracht van de Akropolis nog verhogen met allerlei bouwwerken.
In 480 v.Chr., kort voor de slag bij Salamis, werd het hele plateau vernield door de Perzen. Na de oorlog begon men onmiddellijk aan de wederopbouw onder Kimon II. In het puin, waarmee het terras na de verwoesting van het gehele complex werd gerestaureerd en uitgebreid, zijn tal van sculptuurfragmenten van vóór 480 v.Chr. ontdekt. De wederopbouw van de tempels geschiedde op initiatief en onder leiding van Perikles, bijgestaan door de beeldhouwer Phidias als artistiek adviseur. Sindsdien was de Akropolis uitsluitend een religieus centrum. De Akropolis werd een nationaal heiligdom, terwijl de militaire en politieke functie verdween.
In september 2023 besliste de Griekse regering in te grijpen omdat het monument beschadigd dreigde te raken door de vele bezoekers. In 2023 waren het er 3 miljoen, tot 23.000 per dag. Momenteel worden er nog maximum 20.000 bezoekers per dag toegelaten.
Belangrijkste gebouwen:
Theater van Dionysus

Het Dionysustheater, gelegen aan de zuidelijke flank van de Atheense akropolis, is het oudste theatergebouw in Europa en de bakermat van de antieke tragedie. Het werd gebouwd in negen verschillende bouwfasen vanaf de 6e eeuw v.Chr..
De oudste theatervoorstellingen in Athene ter ere van de god Dionysus vonden ieder voorjaar plaats op de Agora. Omdat deze steeds meer toeschouwers aantrokken, besloot men de feestelijkheden te verplaatsen van de agora naar het heiligdom van Dionysus Eleutherus, aan de voet van de Akropolis. Aanvankelijk nam het publiek gewoon plaats op de helling van de heuvel, in een halve cirkel rond een plein van aangestampte aarde (de orchestra of dansplaats). Vervolgens werden er rijen houten zitbanken op de helling gemaakt. Toen op een bepaald moment deze houten tribunes instortten, waarbij vele toeschouwers de dood vonden, ging men over tot de bouw van stenen zitplaatsen.

Omdat het Attische drama in de 5e eeuw v.Chr. een snelle ontwikkeling doormaakte en een uniek hoogtepunt bereikte, moesten zowel het podium als de ruimte voor de toeschouwers voortdurend uitgebreid en verbeterd worden. Onder de staatsman Lycurgus, tussen 342 en 326 v.Chr., kreeg het theater zijn definitieve aanzicht, met 67 rijen marmeren zitbanken die plaats boden aan ± 17.000 toeschouwers. In het midden van de eerste rij bevindt zich nog de ereplaats, een met reliëfs versierde zetel, voorbehouden aan de priester van Dionysus Eleutherus.
Reeds in de klassieke tijd vergaderde in het theater in sommige gevallen de Atheense burgerij. Door de redevoeringen van Demosthenes weet men bijvoorbeeld dat het een bijzondere eer was als de volksvergadering hier, en niet op de agora, aan verdienstelijke staatslieden een gouden erekrans verleende.
In de Romeinse tijd werd de geplaveide orchestra door een stenen balustrade afgescheiden van de toeschouwersruimte. In die dagen werd het Dionysustheater overigens niet meer uitsluitend voor de opvoeringen van drama’s gebruikt: er vonden gladiatorengevechten en waterspelen plaats, volgens sommige onderzoekers ook venationes (gevechten tegen wilde dieren), en de balustrade moest de toeschouwers beschermen tegen het geweld in de arena. Een inscriptie vermeldt dat het theater in het jaar 61/62 gewijd werd aan Dionysus en keizer Nero.
In de 17e eeuw begonnen Westerse archeologen zich voor het eerst te interesseren voor de Dionysus-theater. Na de Griekse Onafhankelijkheidsoorlog was een van de eerste werkzaamheden van het pas opgerichte Griekse Archeologische Genootschap het blootleggen van het theater. De huidige toestand van het theater laat niet toe dat er opnieuw gespeeld kan worden, in tegenstelling tot het nabijgelegen Odeion van Herodes Atticus.
Odeion van Herodes Atticus

Dit voor muziekuitvoeringen gebouwde theater werd door een onbekende architect gebouwd in de tweede eeuw in opdracht van Herodes Atticus. Deze antieke multimiljonair liet het oprichten ter nagedachtenis van zijn in 160 overleden echtgenote Regilla (een aangetrouwde verwante van keizer Antoninus Pius), kennelijk uit schuldgevoel omdat hij haar tijdens haar leven nogal aan haar lot had overgelaten.
Het odeon werd tegen de (350 jaar oudere) Stoa van Eumenes aan gebouwd, waardoor het nog steeds lijkt alsof beide bouwwerken uit hetzelfde concept zijn ontstaan. De halfcirkelvormige ruimte, met een straal van 38 meter, biedt plaats aan ongeveer vijfduizend personen. In de jaren zeventig van de twintigste eeuw werd het weer geschikt gemaakt voor gebruik. Inmiddels worden er op zomeravonden regelmatig weer opera’s en balletvoorstellingen, maar ook concerten en antieke Griekse tragedies uitgevoerd.

Aanvankelijk was het muziektheater een overdekt, gesloten gebouw. Door de eeuwen heen is echter het dak en een deel van de muren verdwenen, waardoor het nu het karakter van een openluchttheater heeft. Bij de eerste archeologische opgravingen rond het midden van de 19e eeuw werd een aslaag gevonden: het mogelijke bewijs dat de cederhouten dakbalken het slachtoffer werden van plunderende rivalen. Ook de oorspronkelijke marmer- en mozaïekbekleding zijn grotendeels verdwenen.
Propyleeën (ingang)

De propyleeën van de Akropolis werden tussen 437 en 432 v.Chr. gebouwd door de architect Mnesicles. Afgezien van een wereldlijke functie van de ingangspoort, waren de propyleeën waarschijnlijk ook verbonden met de verering van de goden die poorten en ingangen beschermden.

Het middelste deel van de propyleeën bestaat uit twee galerijen met zes kolommen, een aan de buitenkant en een die naar de binnenkant van de Akropolis leidt. De galerijen werden gebruikt als toegang voor bezoekers. De offerdieren werden binnengeleid door de middelste opening. De middelste propyleon werd geflankeerd door twee gebouwen. Het noordelijke is gekend als de Pinacotheque. Moe van de klim konden bezoekers op bedden rusten en de schilderijen bekijken die hier opgehangen waren. Het gebouw dat aan de zuidkant stond was kleiner en het was een deel van de Myceense muur die er nog steeds is. Na het uitbreken van de Peloponnesische Oorlog in 431 v.Chr. werden de propyleeën nooit afgewerkt.
Erechteion

De tempel in Ionische stijl werd tussen 421 en 406 v.Chr. opgetrokken in Pentelisch marmer, naar de plannen van de architect Mnesicles. Een andere architect, Philocles, voltooide de bouw tussen 407 en 406, na een lange onderbreking te wijten aan de Peloponnesische Oorlog. In de Turkse tijd diende het Erechtheum achtereenvolgens als harem en als kruitmagazijn. Het gebouw werd in 1645 door blikseminslag zwaar beschadigd. De nog steeds indrukwekkende overblijfselen zijn de laatste decennia behoorlijk gerestaureerd.
Het Erechtheion bestaat uit drie delen:
Het hoofdgebouw is de eigenlijke tempel (afmetingen 11,6 × 22,8 m) die aan de oostzijde voor de ingang een front van zes Ionische zuilen heeft. De hoge achterwand (3 m hoger dan het front) bestaat uit een muur met grote ramen en vier ingebouwde zuilen. Dit hoofdgebouw bevatte in de oudheid twee cellae: een voor het oeroude cultusbeeld van Athena Polias en één gewijd aan Erechtheus en Poseidon.
De noordelijke hal (10 × 6,5 m) gaf toegang tot de derde cella en tot de bibliotheek. Ook de spleet die Poseidon volgens de overlevering met zijn drietand in de rots had geslagen was er te zien. Bovendien gaf de noordhal toegang tot een buiten de tempel gelegen ommuurd heiligdom (het Pandroseion) waarin zich een altaar voor Zeus, de heilige olijfboom van Athena, het graf van koning Cecrops en een tempeltje voor diens dochter Pandrosos bevonden.

De zuidelijke hal is de zogenaamde kariatidentribune, waarvan de zes zuilen de vorm hebben van 2,3 m hoge vrouwenfiguren wier hoofd als kapiteel dient. Deze “zuilvrouwen” noemt men kariatiden. In 1977 zijn ze vervangen door kopieën. Vijf originele bevinden zich in het nieuwe Akropolismuseum. De andere is, net als vele andere originele Griekse beelden en friezen, te vinden in het Londense British Museum. Gestolen volgens de Griekse overheid, gered van de verwoesting volgens de Britten.
Parthenon

Het Parthenon werd gebouwd naast de plaats waar de Oude Athenatempel had gestaan, die gewijd was aan Athena Polias en stamde uit ca. 570 v.Chr. Na de overwinning van de Atheners op de Perzen in de Slag bij Marathon in 490 v.Chr. waren de Atheners al aan de bouw van een nieuwe tempel naast deze Oude Athenatempel begonnen. Maar in 480 v.Chr. werd zowel de Oude Athenatempel als de nieuw begonnen Athenatempel door de Perzen verwoest.
Nadat de kas van de Delische Bond in 454 v.Chr. naar Athene was overgebracht, overreedde Pericles de volksvergadering het geld te gebruiken voor een monumentale herbouw van de Akropolis. De bouw van het Parthenon was daarvan het begin. In 447 v.Chr. begon de bouw. Het bouwkundig ontwerp was van de architecten Ictinus en Kallikrates, de algehele supervisie en het ontwerp van de sculptuur was in handen van de beeldhouwer Phidias. De tempel werd ingewijd in 437 v.Chr., al werd er daarna nog vijf jaar aan de frontonsculpturen gewerkt.
In de 6e eeuw werd het gebouw een kerk voor de heilige Sophia. Een klokkentoren werd toegevoegd op de zuidwesthoek. In de middeleeuwen werd het een Orthodoxe kerk ter ere van Maria. Na de Turkse verovering van Athene in 1460 werd het een moskee, waarbij de klokkentoren werd omgevormd tot een minaret.
Belangrijk was het bezoek van de Franse ambassadeur markies Charles Olier de Nointel in 1674, omdat hij de schilder Carrey in zijn gevolg had. Deze maakte in opdracht van Nointel tekeningen van het Parthenon die van onschatbare waarde zijn, omdat ze het gebouw weergeven vóór zijn verwoesting.

Tijdens het beleg van de Akropolis door de Venetianen onder leiding van Francesco Morosini werd het Parthenon op 26 september 1687 geraakt door een voltreffer. De Turken hadden er hun munitie geconcentreerd, hopend dat de christenen het monument niet zouden aanvallen. Via een spion kregen de Venetianen lucht van de munitie in de tempel van Athena. Morosini gaf zijn mortiermeester Antonio Mutoni opdracht om het vuur vol op het Parthenon te richten. Na drie dagen slaagde zijn brigade erin een bom door een venster onder het fries naar binnen te schieten. De daarop volgende explosie en een twee dagen durende brand verwoestte het dak, de cella en het middenstuk. Acht zuilen aan de noordkant en zes aan de zuidkant stortten in. Na de verovering van de Akropolis probeerde Morosini de beeldengalerij van het westelijke fronton te verwijderen om naar Venetië te verschepen, maar het resultaat was dat de hele groep uit elkaar viel en verloren ging.
Thomas Bruce, Lord Elgin, die van 1799 tot en met 1803 ambassadeur van Groot-Brittannië bij het Ottomaanse Rijk was, verzamelde met instemming van de Ottomaanse machthebbers beeldhouwwerken op de Akropolis en liet ze in 1802-1804 naar Groot-Brittannië overbrengen. In 1816 verkocht hij wegens geldgebrek zijn ‘Elgin marbles’ aan het British Museum. Daar zijn nu de meeste metopen en frontonsculpturen van het Parthenon te zien, ondanks grote druk van de Griekse regering om ze terug te geven.
In 1975 is de Griekse regering begonnen met een gezamenlijke inspanning om het Parthenon en andere structuren op de Akropolis te herstellen. Na enige vertraging werd in 1983 een Comité voor de instandhouding van de Akropolismonumenten opgericht. Het project kreeg later ook financiering en technische bijstand van de Europese Unie. Een archeologische commissie heeft elk artefact op de site vervolgens grondig gedocumenteerd en architecten hebben, ondersteund door computermodellen, de oorspronkelijke locatie bepaald. Bijzonder belangrijke en fragiele sculpturen werden overgebracht naar het Akropolismuseum. Een kraan werd geïnstalleerd voor het verplaatsen van marmeren blokken. De kraan is ontworpen om weg te kunnen klappen onder de daklijn wanneer deze niet in gebruik is. In sommige gevallen werd een eerdere onjuist uitgevoerde reconstructie ontmanteld. Vervolgens werd gestart met een zorgvuldig proces van restauratie. Oorspronkelijk werden de verschillende blokken bij elkaar gehouden door langwerpige ijzeren H-pinnen, die geheel bedekt zijn met lood dat het ijzer beschermt tegen corrosie. Stabiliserende pennen die in de 19e eeuw zijn toegevoegd, waren niet gecoat en daardoor gecorrodeerd. Aangezien roest uitzet, heeft deze meer schade veroorzaakt, door het scheuren van het marmer. Voor alle nieuwe metaalverbindingen wordt gebruikgemaakt van titanium, een sterk, licht en corrosiebestendig materiaal.
Het Parthenon wordt niet hersteld tot een pre-1687 toestand, maar de schade veroorzaakt door de explosie wordt zo veel mogelijk hersteld. Nieuw marmer wordt gebruikt uit de originele steengroeve. Uiteindelijk zullen alle belangrijke stukken marmer op hun oorspronkelijke plaats in de structuur worden geplaatst, waar nodig aangevuld met moderne materialen.

Na het uitgebreide bezoek aan de Akropolis maakten we nog een stadswandeling langs enkele van de vele bezienswaardigheden die Athene te bieden heeft. De wandeling bracht ons naar het Syntagmaplein, het belangrijkste plein van de stad.

Het parlementsgebouw is een sober neoclassictisch gebouw met drie verdiepingen en twee ingangen, een aan de westkant waar de parlementsleden naar binnen gaan, en een andere aan de voorkant, met uitzicht op het Graf van de Onbekende Soldaat. Direct naast het parlementsgebouw liggen de Nationale Tuinen. De bouw duurde van 1836 tot 1842. Oorspronkelijk diende het gebouw als Koninklijk Paleis voor de Griekse koningen. Koning Otto en zijn gemalin koningin Amalia woonden er en later ook koning George I en zijn gezin.

Otto was de eerste koning van Griekenland en regeerde van 1832 tot 1862. Na 400 jaar van Ottomaanse overheersing, werd in 1832 door het Congres van Londen besloten dat Griekenland een onafhankelijke monarchie moest worden en boden de troon aan de Beierse prins Otto van Wittelsbach aan, die amper iets over Griekenland wist.
Dit bleek geen goed idee. In die dagen was Griekenland onstabiel en de nieuwe koning bekommerde zich weinig om de Grieken. Bovendien was hij niet Grieks-orthodox maar rooms-katholiek. Hij stelde Beierse adviseurs aan, nam niet de moeite om Grieks te leren en sprak alleen Duits. Hij regeerde met strenge hand en deed weinig voor het land, iets dat de Grieken hem niet in dank afnamen. Op 23 oktober 1862 werd hij afgezet. Zijn opvolger was George I van Denemarken die tot 1913 koning van Griekenland was.
Toen in 1924 na een referendum een eind maakte aan de de Griekse monarchie, werd het gebouw gebruikt als museum en ziekenhuis.
In november 1929 besloot de regering het Parlementsgebouw naar dit gebouw te verhuizen. Hoewel in hetzelfde jaar de monarchie in Griekenland weer werd hersteld, is het parlement hier gehuisvest. De koninklijke familie verhuisde naar een ander stulpje.
Naast het monument zie je aan beide kanten de beroemde soldaten van de Presidentiele wacht, ook wel Evzones genoemd, die het monument 24 uur per dag bewaken. Ze dragen traditionele klederdracht uit zuid-Griekenland met als belangrijkste kenmerk de rok en speciale schoenen.

De Presidentiële Wacht werd opgericht in 1868 als onderdeel van het Griekse leger. Tegenwoordig zijn de taken van de evzones alleen nog maar ceremonieel. Elke soldaat staat drie keer een uur op wacht tijdens zijn dienst van 48 uur. Elk uur is er een wisseling van de wacht die veel toeristen trekt.

De 750 meter lange winkelstraat Ermou bracht ons naar misschien wel het mooiste kerkje van Athene: Panagia Kapnikarea. De kerk werd gebouwd in 1050 en is gewijd aan Maria. Het gebouw zou eigenlijk vernietigd worden door koning Otto van Beieren omdat het volgens hem zijn uitzicht vanuit het koninklijk paleis verpestte. Zijn vader was echter liefhebber van antieke monumenten en kon de plannen gelukkig dwarsbomen.

Afsluiten deden we in de levendige wijk Monastiraki met tal van bezienswaardigheden zoals de Grote Metropolitaan, de kathedraal van de stad waarvan de eerste steen op 25 december 1842 werd gelegd in opdracht van koning Otto I van Griekenland en zijn vrouw Amalia van Oldenburg.

Net naast de kathedraal ligt de Kleine Metropolitaan, een van de kleinste kerken ter wereld. Het werd in de 13e eeuw gebouwd, in opdracht van Michael Choniates, de toenmalige bisschop van Athene. Het was eeuwenlang de belangrijkste kerk van de stad. In de periode van 1841 tot 1863 werd het gebouw gebruikt als bibliotheek.

De Romeinse Agora bevindt zich aan de noordkant van de Akropolis vlakbij het metrostation Monastiraki. Het is gebouwd in de 1e eeuw voor Christus tijdens de Romeinse overheersing en volgens een inscriptie gefinancierd door Julius Ceasar en Augustus. De Romeinse Agora, de Romeinen zelf noemden dit het forum, diende als marktplaats en was in feite een openluchtmarkt.

Het complex bestond uit een grote open binnenplaats omringd door stoa’s, een overdekte zuilengalerij met winkels en werkplaatsen. Er waren twee toegangspoorten. Van de poort van Athena Archegetis staat een groot gedeelte nog overeind maar van de tweede toegangspoort, direct naast de Toren van de Winden, is slechts vrij weinig over.

De Bibliotheek van Hadrianus werd tussen 131 en 132 n.Chr. gebouwd in opdracht van keizer Hadrianus. De huidige naam “Bibliotheek van Hadrianus” stamt uit de 19e eeuw maar het was meer dan één gebouw en het complex had meerdere functies. Het oorspronkelijke uiterlijk van het bouwwerk werd beschreven door de schrijver Pausanias, die rond 160 Athene bezocht.
Het was een vrijwel rechthoekig bouwwerk van ongeveer 122 bij 80 meter. Het bestond uit een ommuurd complex, met een grote binnenplaats die aan de noordelijke, oostelijke en zuidelijke zijde werd omgeven door een zuilengalerij. De monumentale entree was op de westelijke zijde. In de oostelijke zijde waren een aantal kamers gebouwd, die de eigenlijke bibliotheek vormden. Hier werden de boekrollen bewaard en waren de leesruimtes. De vier halfronde hallen op de noordelijke en zuidelijke zijde waren zalen waar les werd gegeven. Op de binnenplaats waren een grote vijver en tuinen aangelegd. In de zuilengalerijen hingen diverse kunstwerken. De westelijke muur was gebouwd uit marmer, terwijl de andere drie muren uit gewone kalksteen waren opgetrokken.

Tijdens de inval van de Herulen in 267 werd de bibliotheek zwaar beschadigd. De restanten van het gebouw werden vervolgens in de nieuwe stadsmuur opgenomen. Het gebouw werd in 412 gedeeltelijk gerestaureerd door de Romeinse prefect Herculius. In de vijfde eeuw werd op de binnenplaats ook een kleine kerk gebouwd, die in de 7e eeuw door een driebeukige basilica werd vervangen. Dit gebouw werd in de 11e eeuw vervangen door de Megale Panaghiakerk, die in 1855 afbrandde. In het Ottomaanse tijdperk zetelde de Turkse gouverneur op deze plaats. De westelijke muur werd in de jaren 1970 en 1980 gerestaureerd.
De Tzisdarakis-moskee dateert uit de tijd van het Ottomaanse Rijk en getuigt van de ontzettend rijke (en woelige) geschiedenis van de Griekse hoofdstad. Toen de Grieken zich afscheurden van de Ottomanen, vernielden ze de minaretten van de moskee, die daarna nooit werden herbouwd. Vandaag doet de moskee dienst als museum.

De eerste volledige dag in Griekenland was door het drukke programma snel achter de rug. De volgende dag was het tijd voor de eerste verplaatsing naar Kalambaka.
