Een nieuwe stad op het programma, dus ook de onvermijdelijke busrit. Van Trinidad via Manaca Iznaga, de Valle de los Ingenios en Sancti Spiritus naar Camagüey. Een rit van ongeveer 280 km over betrekkelijk goede wegen waardoor we rond een uur of vier in onze nieuwe verblijfplaats aankwamen.
Manaca Iznaga is vandaag de dag een populaire stopplaats voor toeristen vanwege de grote souvenirmarkt maar heeft een lugubere geschiedenis. Deze plaats was een suikerrietplantage midden in de groene Valle de los Ingenios. Het werd halverwege de 18e eeuw gebouwd en later gekocht door Pedro Iznaga, die destijds een van de rijkste mannen van Cuba was. De plantage groeide uit tot een van de grootste suikerfabrieken in de vallei en werd zeer berucht om zijn slavenhandel. Vandaag de dag kun je tussen de gebouwen van het landgoed lopen en leren over de levens van zowel de plantagehouders als slaven uit die tijd.
De belangrijkste trekpleister van het landgoed is de 45 meter hoge Torre de Manaca Iznaga. Het diende als uitkijktoren om de slaven in de gaten te houden. De toren bestaat uit zeven verdiepingen, een combinatie van vierkante en achthoekige vormen. De tientallen treden leiden naar het observatiedek van de toren met een uitzicht op het pittoreske platteland.
De Casa Hacienda is het voormalige woonhuis van de plantagehouders en heeft een traditionele zuilengang met een sierlijke voortuin. Buiten de haciënda hangt een grote bel die vroeger in de toren hing. Het luiden ervan gaf het begin en einde van de werkdag voor een slaaf aan.
Een eindje voorbij Manaca Iznaga hielden we nog een stop om te genieten van het spectaculaire uitzicht op de Valle de los Ingenios. De “Vallei van de Suikermolens” was één van de grootste inkomstenbronnen van Cuba en gaf Trinidad enorme rijkdom.
De vallei was het belangrijkste suikerproductiecentrum in Cuba in de 18e en 19e eeuw. Het productiecentrum bestond uit drie met elkaar verbonden valleien, die goed waren voor een groot deel van de suikerproductie in Cuba. De locatie, op slechts 12 kilometer van Trinidad, was het centrum van de Cubaanse slavenhandel die in de verschillende delen van het productieproces werkten. De vallei werd in 1988 uitgeroepen tot UNESCO-werelderfgoed.
Aan het einde van de 19e eeuw werd het dal vrijwel verwoest door de Onafhankelijkheidsoorlog en de Spaans-Amerikaanse oorlog. Cuba had tussen 1868 en 1898 af te rekenen met maar liefst 4 oorlogen en het was rond deze streken dat de ergste gevechten plaatsvonden.
In het midden van de negentiende eeuw verslechterde de relatie tussen Cuba en Spanje langzamerhand. Vele koloniën van Spanje waren al onafhankelijk maar Cuba bleef bij Spanje horen. Hoewel de Cubanen liever zonder de Spanjaarden verder wilden, zodat ze vrij handel konden drijven met de VS, waren ze nog erg afhankelijk van Spanje en vooral voor de handhaving van de openbare orde. 43% van de bevolking was slaaf en de Spanjaarden waren nodig om te voorkomen dat die in opstand kwamen. In 1868 brak de eerste opstand uit in het oosten van Cuba, waar minder plantages waren en de Spanjaarden dus ook minder nodig waren. Tien jaar later, in 1878, wist Spanje de opstand te onderdrukken. De Tienjarige Oorlog (1868-1878) was eindelijk voorbij.
De eerste opstand eindigde met het Pact van Camagüey tussen Spanje en de opstandelingen in 1878. Het bestand maakte haar beloftes (onafhankelijkheid en afschaffing slavernij) niet waar en dit leidde tot frustratie. In de zomer van 1879 ontstonden her en der opstandjes die snel werden neergeslagen door de beter bewapende Spanjaarden. Er was weinig direct resultaat. Toch was deze Kleine Oorlog (1879-1880) belangrijk omdat zij liet zien dat de frustratie groot was. Tevens kwam José Martí voor het eerst naar voren in de leiding van de Cubaanse Onafhankelijkheidsstrijd.
De Onafhankelijkheidsoorlog (1895-1898) is de laatste oorlog van Cubaanse nationalisten tegen de Spanjaarden die overliep in de Spaans-Amerikaanse Oorlog van 1898. De start van de strijd werd gelijktijdig op 35 plaatsen aangekondigd. Tot de strijd werd opgeroepen door José Martí op 24 februari 1895. De bekendste vrijheidsstrijders waren de broers Antonio en José Maceo, zonen van Mariana Grajales, de moeder van het vaderland. José Martí kwam op 19 mei 1895 om in de slag bij Dos Rios. Op zijn paard reed hij als eerste de vijand tegemoet, waardoor hij onmiddellijk omkwam. Vele hedendaagse wetenschappers zijn er van overtuigd dat het een zelfmoordmissie was. Tot op de dag van vandaag is Martí de belangrijkste nationale held, vóór Fidel Castro en alle andere vrijheidsstrijders.
Spanje werd in 1898 tijdens de Spaans-Amerikaanse Oorlog verslagen, maar niet door de Cubanen: de VS tekende het vredesverdrag met Spanje. Nadat de Amerikanen de strijd tegen de Spanjaarden gewonnen hadden, werd het bestuur over Cuba aan de VS overgedragen. De eerste gouverneur werd John R. Brooke. In tegenstelling tot Guam, Puerto Rico en de Filipijnen werd Cuba niet geannexeerd. In plaats daarvan werd besloten dat Cuba een onafhankelijk land werd, alleen moest in de grondwet wel de Platt Amendement opgenomen worden. Dit Amendement hield de volgende dingen in voor Cuba:
- Cuba mocht geen enkele overeenkomst sluiten met een ander land dan de VS.
- De VS kreeg het recht op interventie in Cuba als zij van mening waren dat de levens van Amerikaanse staatsburgers in gevaar waren.
- Cuba mocht geen leningen aangaan die niet uit de reguliere inkomsten van het land betaald konden worden.
- Cuba moest verschillende stukken land overdragen aan de VS zodat daar marinebases gebouwd konden worden (zoals het huidige Guantánamo Bay).
- Cuba mocht geen land overdragen aan een ander land dan de VS
Op 20 mei 1902 werd Cuba officieel onafhankelijk van de VS.
In 1902 kreeg Cuba zijn eerste president, Tomás Estrada Palma. De VS had echter nog het recht op interventie waardoor er tussen 1906 en 1908, in 1912 en tussen 1917 en 1922 een Amerikaanse gouverneur (vertegenwoordiger van de Amerikaanse president) was.
Op 7 april 1917 verklaarde Cuba de oorlog aan het Duitse Keizerrijk, een dag na de VS. Hoewel Cuba niet in staat is om soldaten naar het front te sturen heeft het land wel een belangrijke strategische positie, namelijk voor het beschermen van de Caribische eilanden van Duitse aanvallen met U-boten. Ook werden er 25.000 militairen opgeleid, maar de oorlog was al beëindigd voordat de soldaten naar Europa gestuurd konden worden.
In 1925 werd Gerardo Machado door het volk gekozen als president van Cuba. Hij trad echter niet af nadat zijn ambtstermijn was afgelopen. Hierop volgde in 1933 een revolutie, geleid door Fulgencio Batista.
Op 4 september 1933 nam Batista na een opstand, de “Opstand der Sergeanten”, het Cubaanse bestuur over. De liberale regering van Gerardo Machado werd omvergeworpen en Batista trad naar voren als door zichzelf benoemde legerleider en een door de Verenigde Staten geliefde en machtige man.
Hij stelde Grau San Martin, een intellectueel, aan als president. Deze werd echter al snel weer opgevolgd. Op 14 januari 1934 dwong hij Grau San Martin af te treden en stelde Carlos Mendieta aan als president.
Het komende decennium zou Batista regeren zonder zelf op de voorgrond te treden. Via de presidenten José Barnet, Miguel Mariano Gómez en Federuco Laredo Brú had hij de macht over het land tot 1940. In dat jaar wordt hij zelf als president verkozen.
Nadat Batista in 1940 president is geworden werd hij bij de verkiezingen in 1944 verslagen door Grau San Martin, de man die eerder president was van Cuba, maar dan onder leiding van Batista. Hij werd opgevolgd door Carlos Prío Socarrás. In 1951 stelde hij zich opnieuw kandidaat voor het presidentschap, maar uit de peilingen bleek dat zijn populariteit bij het volk verdwenen was.
Op 10 maart 1952, drie maanden voor de verkiezingen, pleegde Batista opnieuw een coup. Hij voerde een autocratisch bewind; hoewel er in 1954 en 1958 verkiezingen waren, was hij de enige kandidaat. Tijdens zijn regime werd Havana de gokstad van Midden-Amerika en groeide het toerisme enorm. De gemiddelde Cubaan merkte hier echter weinig van. In het land heerste armoede en het verzet werd steeds groter. Fidel Castro, een jonge advocaat, vond meer en meer steun voor zijn revolutie die uiteindelijk zou leiden tot de val van Battista.
Een uurtje later stopten we voor de middagpauze in Sancti Spiritus, opnieuw een van de vele mooie stadjes die overal in Cuba te vinden zijn. De stad heeft een rijk koloniaal verleden. Vandaag zakken nog weinig toeristen af naar deze door Diego Velázquez gestichte stad. Ze ligt ietwat verloren te midden van een uitgestrekt en verarmd landbouwgebied, maar is met haar kunstpatrimonium bijna de evenknie van Cienfuegos en Trinidad.
Na de lunch en 2u30 later kwamen we aan in Camagüey, de stad waar we 1 nacht verbleven. Met de fietstaxi deden we een stadstour langs de belangrijkste bezienswaardigheden van de stad.

























