De eerste stop van de dag was aan de Cueva del Indio, een oude inheemse grot, 5,5 km ten noorden van Viñales. De grot werd in 1920 gevonden door een boer genaamd Juan Díaz en is sindsdien een toeristische trekpleister. De Río San Vicente stroomt door de grot en met behulp van een kleine motorboot is het mogelijk een klein stukje van de rivier te bevaren.
De geologische formaties van stalactieten en stalagmieten die in de grot te vinden zijn vormen een mooi schouwspel. Het bezoek aan de grot duurde maar een half uurtje maar het was een leuke afwisseling van de overvloed aan koloniale gebouwen die we de voorbije drie dagen in Havana gezien hadden.
Terug in Viñales besloten we het kleine centrum te bezichtigen. Zoals eerder gezegd bestaat het slaperige stadje voornamelijk uit casas particulares, restaurantes en bars, maar door hier en daar een tussenstop te houden konden we de middag makkelijk vullen. Er bevindt zich hier ook een marktje met een 70-tal kraampjes met, uiteraard, nog meer souvenirs. Ieder standhouder verkoopt hetzelfde, maar er is altijd wel iets te vinden.
Een aanrader is de Jardín Botánico, waar je door een enthousiaste vrijwilliger een uitgebreide rondleiding krijgt. Deze kleine botanische tuin bevat meer dan 900 verschillende soorten bloemen en planten en biedt een mooi overzicht van de flora van Cuba.















