De laatste dag verliep zoals elke laatste dag op een rondreis: rondslenteren zonder vooropgesteld doel en de tijd verdrijven tot het onvermijdbare: terugkeren naar huis en back to reality.
We besloten een wandeling te maken langs de befaamde Malécon, de in totaal zeven km lange boulevard langs de baai van Oud-Havana.
De tocht bracht ons verder langs het Museo de la Revolución, waar het belangrijkste schip van Cuba tentoongesteld wordt: de Granma, een van de vele symbolen van de revolutie.
In de nacht van 25 november 1956 kwamen Fidel Castro en 81 man bij elkaar in Tuxpan. Hier lag de Granma en ze gingen aan boord met hun wapens, munitie en provisie. Het schip was geschikt voor 12 passagiers, maar niemand wilde achterblijven en het vertrok om 01:30 uur zwaar beladen en met slecht weer. Voor zijn vertrek uit Mexico stad had Castro geheime boodschappen naar Cuba gestuurd om ze op de hoogte te stellen van zijn komst en ze op te roepen tot actie.
In de eerste uren op zee was er sprake van een sterke wind en forse deining. Veel van de rebellen waren zeeziek. Het jacht maakte water en de vrees was dat het zou zinken. Ze hoosden met kleine emmers het water uit het ruim, maar later sloeg de pomp aan waardoor het probleem werd opgelost. De volgende dag klaarde het op en werd de zee kalmer.
Castro had verwacht dat de zeetocht vijf dagen zou duren om op 30 november bij Niquero aan land te gaan. De afstand was zo’n 1100 zeemijl en de snelheid maar 7 knopen waardoor het achterop schema kwam te lopen. De boordradio was defect, er konden wel berichten ontvangen worden, maar niet uitgezonden. Castro kon de rebellen op Cuba niet van de vertraging op de hoogte stellen.
Op 30 november om 7 uur in de ochtend vielen rebellen de Moncadakazerne en andere militaire posten aan in Santiago de Cuba. In de geheime berichten had Castro hierop aangedrongen, maar nu bleven de rebellen in onzekerheid over zijn komst. Laat in de middag ging het regeringsleger in de aanval en tegen de avond trokken de rebellen zich terug. Op 1 december arriveerden meer soldaten waarmee de rust in de stad volledig terugkeerde. Van een opstand en algemene staking was geen sprake.
Op dezelfde dag werd de Granma opgemerkt door een helikopter. Via de radio kregen de rebellen te horen dat de Cubaanse marine en landmacht op zoek waren naar een wit jacht voor de kust van Cuba. Castro wilde in de nacht aan land gaan, maar er viel iemand over boord en uren gingen verloren met de reddingsactie. Door de vertraging was een landing overdag niet te vermijden. Ze kwamen aan bij de kust waar geen militairen actief waren. Met de enige reddingsboot zouden ze in kleine groepjes aan land gaan, maar de eerste boot was overvol en zonk. Ze moesten lange tijd door zee waden om aan land te komen, veel wapens en materieel bleef in de boot achter.
Onzeker van hun positie liepen de rebellen doelloos rond. Angel Pérez, een boer, kwam ze tegen en bood ze onderdak en voedsel aan. Op 3 december vond het Cubaanse leger de Granma, de achtergelaten spullen maakten duidelijk dat het jacht van Fidel Castro en zijn rebellen was. Met het leger op hun hielen trokken Castro en zijn mannen naar de bergen. De strijd in en rond de Sierra Maestra, waar Castro zich lang schuil hield, zou nadien nog twee jaar duren, tot de revolutionaire troepen onder het bevel van Che Guevara in de laatste dagen van 1958 een definitieve overwinning behaalden op dictator Fulgencio Batista in Santa Clara.
Daarna gingen we verder naar de wijk van het Capitool, sinds 2015 de zetel van de Cubaanse Nationale Assemblee van de Volksmacht.
Na een kort bezoek aan La Floridita, een van de vele stamcafé’s van Ernest Hemingway, keerden we terug naar het hotel via Obispo, een gezellige straat met restaurants, bars en souvenirwinkeltjes.
Rond 17u was het dan hoog tijd om naar de luchthaven te vertrekken en terug te keren naar België, waar we de volgende dag, en 20 graden kouder, arriveerden.
Conclusie van de reis:
Cuba zou een prachtig land kunnen zijn ware het niet dat de geschiedenis tot vandaag de dag een beslissende rol speelt in het alledaagse leven. Fidel Castro stierf in 2016 en zijn broer Raúl trad in 2018 af als president, maar dat betekent niet dat het systeem al gewijzigd is. Cuba mag dan op papier niet meer communistisch zijn, maar de levenswijze is nog niet veranderd. Het feit dat de grootmachten zich nog steeds moeien en invloed willen uitoefenen vanwege de strategische ligging, doet er ook geen goed aan. In de twintigste eeuw waren het vooral de Verenigde Staten en Rusland die het voor het zeggen hadden, maar de laatste jaren doet China steeds meer zijn duit in het zakje.
De tijdelijke versoepeling onder president Obama werd volledig teniet gedaan door president Trump waardoor Amerikaanse toeristen opnieuw wegblijven en er te weinig inkomsten zijn. Hierdoor is er dan ook een immense brain drain aan de gang. Cubanen met universitaire diploma’s vertrekken massaal naar de Verenigde Staten omdat ze in hun eigen land geen toekomst meer zien.
Cuba heeft dringend toeristen en buitenlandse investeringen nodig om vooruitgang te boeken. De bewoners ploeteren verder en doen er alles aan om een beter bestaan uit te bouwen. Corona en een immense inflatie maakten het de afgelopen jaren nog erger waardoor ze momenteel weinig hoop hebben op verbetering.
Om te eindigen met een positieve noot: Cubanen zijn nog even strijdvaardig als vroeger. Ondanks de problemen lopen de velen nog steeds rond met een glimlach op het gezicht. Ze blijven doorgaan zonder klagen en leven van dag tot dag, stiekem hopend op een beter leven.




















