Onze eerste volledige dag in Havana begon met een uitgebreide stadswandeling. Ons hotel, ideaal gelegen in Oud-Havana, was de perfecte uitvalbasis om de stad te verkennen. De grenzen van Oud-Havana worden bepaald door vier centrale pleinen: Plaza de San Francisco de Asis, Plaza Vieja, Plaza de Armas en Plaza de la Catedral. Deze vier pleinen zijn prachtig gerestaureerd met hulp van de UNESCO.
Het eerste plein dat we bezochten, het Plaza San Francisco de Asis, lag op een 300-tal meter van het hotel. Dit plein, ingehuldigd op 2 juni 1628, is een van de oudste pleinen in Havana. Het is vernoemd naar het nabijgelegen Convento de San Francisco de Asís, een Franciscaner klooster gebouwd tussen 1575 en 1591. Vroeger werd op dit plein een markt gehouden, die uiteindelijk werd verplaatst naar de Plaza Vieja omdat de monniken van de kerk klaagden over het lawaai. Het Lonja del Comercio, het voormalige beursgebouw tot aan de revolutie in 1959, opende de deuren in 1909. De Fuente de los Leones, de witmarmeren fontein werd hier geïnstalleerd in 1836.
Onderweg naar het driehonderd meter verder gelegen Plaza Vieja, zagen we de eerste tekenen van de vindingrijkheid van de Cubanen. Om wagens en ander zwaar gemotoriseerd vervoer uit Oud-Havana te weren, worden de vele kanonnen gebruikt die vroeger noodzakelijk waren om de stad te verdedigen tegen piraten en andere indringers.
Plaza Vieja ontstond in 1559 en heette oorspronkelijk Plaza Nueva (Nieuw Plein). Het werd gebouwd als een populair alternatief voor Plaza de Armas, het belangrijkste centrum van het leger en de regering.
Het was de plaats van executies, processies, stierengevechten en feesten. De rijkste burgers van Havana bekeken dit alles vanaf hun balkons. De koloniale gebouwen stammen uit de 17e, 18e, 19e en enkele uit het begin van de twintigste eeuw. Ze werden eind de 20e eeuw met steun van de UNESCO gerestaureerd.
Vandaag de dag zijn op het plein en in de koloniale gebouwen verschillende restaurantjes en café’s te vinden. In de straten rond het Plaza Vieja bevinden zich tientallen winkeltjes met allerhande souvenirs, wat deze buurt tot een echte toeristische trekpleister maakt. Het is ook de ideale locatie om heerlijk rond te wandelen en te observeren hoe de gewone Cubaan zijn dag spendeert.
Een kleine kilometer verder ligt het Plaza de Armas. Deze plaats werd pas vanaf de 16e eeuw zo genoemd toen de koloniale gouverneur de locatie begon te gebruiken om het garnizoen van het nabijgelegen fort over te nemen. Vanwege de nabijheid van de Engelse piraat Francis Drake tot het eiland, begonnen de Cubaanse troepen hun militaire oefeningen op dit plein om een mogelijke aanval het hoofd te bieden. Het huidige plein dateert, net als de meeste gebouwen eromheen, uit het einde van de 18e eeuw.
De prachtig onderhouden tuin op het plein is een pareltje. Vier massieve bomen staan aan de uithoeken van het plein met in het midden een standbeeld van de Vader des Vaderlands, Manuel De Céspedes.
Rond het plein liggen o.a. het Palacio de los Capitanes Generales, het voormalige presidentsgebouw; El Templete, een Dorische tempel met een zuil die de plek aangeeft waar Havana in 1519 gesticht werd, en het Castillo de la Real Fuerza, voltooid in 1577 en daarmee het oudste fort van Noord- en Zuid-Amerika.
Oorspronkelijk was het Plaza de la Catedral een moeras, maar het werd later drooggelegd en gebruikt als marinewerf. Na de bouw van de kathedraal in 1727 werd het de locatie van enkele van de grootste herenhuizen van de stad. Hier bevindt zich o.a. het Museo del Arte Colonial (museum voor koloniale kunst). Tijdens ons bezoek was jammer genoeg enkel de mooie binnentuin toegankelijk.
Een klein eindje van het Plaza de la Catedral ligt bar-restaurant La Bodeguita del Medio, wereldberoemd geworden door dagelijks klant Ernest Hemingway. Zijn uitspraak ‘My daily daiquiry in La Floridita and my mojito in La Bodeguita’ ging de wereld rond en sindsdien zijn beide plaatsen lang op voorhand volzet.
Wat al snel duidelijk werd was dat, eens we ons een beetje uit de buurt van de pleinen bevonden, de pracht en praal van de mooie gerestaureerde gebouwen sterk achteruit ging. De koloniale constructies staan nog recht, maar velen zijn in een dermate slechte staat dat een groot deel bij ons onbewoonbaar zou verklaard worden. Vieze façades, verroeste terrasjes, loshangende elektriciteitskabels, piepkleine kamertjes, … Op zich heeft dit ook zijn charme en maakt het deel uit van het Cubaanse leven en mentaliteit, tot je beseft dat hier dikwijls drie generaties samen in een piepklein kamertje van 16 vierkante meter wonen.
’s Avonds brachten we nog een bezoekje aan de Fabrica de Arte Cubano. Het gebouw werd in 1910 gebouwd als een fabriek voor het maken van bakolie. In 2008 ging een groep Cubaanse kunstenaars en muzikanten op zoek naar een centrale locatie waar kunst kon worden getoond, wat ertoe leidde dat de groep in 2010 de gesloten fabriek verwierf. Momenteel zijn er behalve kunstgalerijen ook verschillende bars en dancings gevestigd.


































