Voor de verandering een korte reisdag vandaag. Van El Saltón, via het bedevaartsoord El Cobre naar Santiago de Cuba waar we twee nachten zouden verblijven.
Na een rit van 2u30 arriveerden we in El Cobre en het gelijknamige bedevaartsoord. De meest vereerde religieuze plek van Cuba stijgt boven het dorp El Cobre uit, glinsterend tegen de groene heuvels erachter. De bestaande basiliek dateert uit 1927, hoewel er al sinds 1648 een heiligdom op deze plek bestaat. Voor corona en voor de inflatie was het hier over de koppen lopen, nu waren we zo goed als alleen. Normaal gezien staat er een eindeloze rij pelgrims, van wie velen zelfs vanuit de VS naar hier zijn afgereisd.
Het heilige beeld van La Virgen bevindt zich in een glazen kast hoog boven het altaar. Het beeld zelf is klein, zo’n 40 cm van de kruin tot de zoom van haar gouden gewaad. De legende gaat als volgt. In 1608 raken Juan en Rodrigo de Hoyos en de 10-jarige Juan Moreno – ook wel omschreven als Los Tres Juanitos / De drie Jantjes – bij hun zoektocht naar zout voor het plaatselijke slachthuis in El Cobre in een zware storm verzeild en leiden schipbreuk in de Golf van Nipe. Zij overnachten op een eilandje en keren de volgende dag terug. Op zee drijft iets in het water en dat blijkt een Mariabeeld met een kind op haar rechterarm en een gouden kruis in het linkerhand. Het beeld is bevestigd aan een plank, waarop stond geschreven: Ik ben de Moeder Maria van Barmhartigheid / Yo soy la Virgen de la Caridad.
De drie besluiten het beeldje mee te nemen naar hun dorp (El Cobre, waar toen al koper werd gewonnen, en waar zij als slaven werkten voor een Spaanse landeigenaar) en er een Mariakapel te bouwen. Na een aantal merkwaardige verdwijningen van het beeldje, groeide het beeldje uit tot een wonderbaarlijk fenomeen en moest een grotere kerk gebouwd worden. Toen de slaven van El Cobre als eerste in 1800 de vrijheid kregen (na een slavenopstand) groeide het geloof in de kracht van de Maagd van El Cobre nog sterker. Zij werd later een patroonheilige van de Mambises, die streden voor de onafhankelijkheid van Cuba en op hun verzoek riep paus Benedictus XV de Maagd van El Cobre in 1916 uit tot patroonheilige van heel Cuba. In 1936 werd het beeldje tijdens een plechtigheid gekroond en op 24 januari 1998 schonk paus Johannes Paulus II het tijdens zijn bezoek aan Cuba een nieuwe gouden kroon, de kroon die momenteel het beeldje tooit. In het begin van de 20ste eeuw begon men met de bouw van een nieuwe en grotere kerk voor de verering. Die werd in 1927 ingewijd en in 1977 tot basiliek verklaard.
De meeste donaties die hier zijn achtergelaten zijn verwijderd. In een kleine kapel aan de zijkant van de basiliek is een kleine verzameling verzameld uit duizenden offergaven, waarin dank wordt geuit voor de gunsten die de Maagd heeft verleend. Gesigneerde honkballen, een tv, een proefschrift, een wirwar van stethoscopen, een tekening in de binnenband van een vlot (wat erop wijst dat ze veilig de Straat van Florida zijn overgestoken) en piepkleine metalen lichaamsdelen verdringen zich in de ruimte. In het bedevaartsoord bevindt zich ook de gouden medaille die Ernest Hemingway ontving na het behalen van de Nobelprijs voor de Literatuur in 1954.
Na het bezoekje aan de Maagd reden we in een half uurtje naar het Cementerio de Santa Efegenia, na de Cristóbal Colón-begraafplaats in Havana de belangrijkste begraafplaats in Cuba. Het Cementerio de Santa Ifigenia werd gebouwd in 1868 en had oorspronkelijk de vorm van een Latijns kruis. Het was verdeeld in binnenhoven, waarvan de mooiste gereserveerd waren voor de elite.
Deze plaats roept twee eeuwen Cubaanse geschiedenis op. Een van de indrukwekkendste gramtomben is Martí’s achthoekige mausoleum. Dit mausoleum wordt bewaakt door soldaten en ieder half uur tussen 9 en 18 uur is er een wisseling van de wacht.
Op de hoofdas van de begraafplaats liggen de graven van illustere 19e eeuwse Cubanen zoals Carlos Manuel de Céspedes, Emilio Bacardí en Mariana Grajales Cuello.



Ook bekenden uit de 20e eeuw liggen hier begraven zoals Frank País, de revolutionair van de Movimiento 26 de Julio, die in 1957 werd vermoord.
Ook één van Cuba’s bekendste muzikanten van de Buena Vista Social Club, Compay Segundo, ligt hier begraven.
In 2016 kreeg ook Fidel Castro hier zijn laatste rustplaats. Zijn grafsteen is, op vraag van Castro zelf, gebouwd in de vorm van een maïskorrel.
De wisseling van de wacht vindt plaats aan de graven van Martí, Céspedes, Grajales en Castro.
Na deze mooie dag kwamen we aan in het centrum van Santiago de Cuba en verbleven we in het prachtige Hotel Casa Granda met op het gigantische dakterras een schitterend uitzicht op Parque Céspedes, de kathedraal en de rest van de stad.





















