De Japanse tuin is aangelegd in de zogenaamde Tsukiyama-Sensai-stijl, waarbij een meer, een eiland (in het Japans Nakshima genoemd) en een kleine heuvel de essentiële elementen zijn.
Een pure meditatietuin in de stijl van de oude tuinen van Kyoto werd niet ontworpen en in plaats daarvan werd een tuin met een cirkelvormig pad aangelegd, zoals in de Edo-periode. In een deel werd, zoals gebruikelijk in de Muromachi-periode, een zogenaamde Kare San Sui-tuin (droge tuin) aangelegd en werden afzonderlijke delen van een theetuin overgenomen.
Als Japanse wandeltuin is hij relatief klein in vergelijking met het wateroppervlak, wat alleen te danken kan zijn aan de liefde van het Japanse volk voor water. De waterval is daarom ook een essentieel onderdeel van het domein.
Andere componenten zijn de pagode met 13 niveaus en de stenen lantaarns in verschillende ontwerpen en betekenissen. Dergelijke pagodes, die in de Nara-periode in tempels werden gebouwd en een boeddhistische betekenis hadden, hebben sinds de Edo-periode geen enkele religieuze betekenis meer gehad. Het zijn slechts ornamenten in tuinen.
Bij het ontwerp van de tuin zijn twee hoofdtechnieken gebruikt. Enerzijds is het omringende landschap erin verwerkt (in het Japans de Shakkei-techniek genoemd) en anderzijds is de tuin zo ontworpen dat je de waterpartijen en het geheel van de tuin maar één keer kunt zien.
De tuin is door een hekwerk gescheiden van het Rheinauenpark.














